De Amerikaanse droom houdt een absurde realiteit in stand

Het werk van regisseur David Lynch is niet expliciet politiek, maar scherpt wel onze blik op bijvoorbeeld ons technologiegebruik, schrijft Niels Niessen.

featured-image

Terwijl ik vorig weekend in een uitverkocht filmhuis keek naar Mulholland Drive en Lost Highway vroeg ik me af wat de droomvertellingen van regisseur David Lynch ons kunnen vertellen over de huidige staat van de Amerikaanse droom. Het korte antwoord: met een lynchiaanse blik zien we dat de Amerikaanse droom ook al absurd was vóór de wederopstanding van Donald Trump en de knieval van Big Tech. De deze maand overleden David Lynch was naar eigen zeggen geen politiek persoon .

Zijn wereldbeeld was niet te categoriseren als Democratisch of Republikeins. Hij voelde zich aangetrokken tot zowel Ronald Reagan als Bernie Sanders. Lynch’ uitspraak in 2018 dat Trump een van de grootste presidenten in de geschiedenis zou kunnen worden deed stof opwaaien maar werd ook uit zijn verband gerukt, waaronder door Trump zelf.



Lynch zag, zoals Joyce Roodnat in NRC schreef , in Trump vooral „een grandioos personage”. Het meest expliciete politieke project waaraan Lynch meewerkte is ongetwijfeld Interview Project : een webserie uit 2009 en 2010 bestaande uit 121 videoportretten van ‘gewone’ Amerikanen, geregisseerd door Lynch’ zoon Austin en de filmmaker Jason S. De serie werd geproduceerd door David Lynch’ productiebedrijf Absurda.

De video’s documenteren een road trip door het kleinstedelijk Amerika dat we met de blik van nu Trumpland kunnen noemen. David Lynch ging niet mee op deze rondreis, maar introduceerde wel elk van de interviews vanuit zijn studeerkamer in Los Angeles (van waaruit hij een tijdje een dagelijks weerbericht presenteerde en die hij vlak voor zijn dood nog moest verlaten voor het vuur). Bijvoorbeeld: „ Hello, you’re tuned into Interview Project.

Today we’re meeting Suzy. Suzy is Daniela’s aunt. Enjoy the interview .

” Of: „ Hello, you’re tuned into Interview Project. Today we’re meeting Darryl. Darryll is waiting to buy a ranch in Montana.

Enjoy the interview .” De steeds identieke en daarmee licht surreële wijze waarop Lynch – zijn zilveren haar ongekamd, een twinkeling in de ogen – de portretten introduceert, kunnen we alleen maar duiden als lynchiaans. Het is een tegelijk ironische en serieuze manier van spreken waarin spel en oprechtheid samensmelten.

Lynch’ toch wat absurde introducties contrasteren met de veelal treurige levensverhalen van de interviews die tezamen het verval van de Amerikaanse droom documenteren. „Ben je positief over de toekomst?”, vragen de interviewers aan Kalmar Stevenson uit Anaconda, Montana. Haar antwoord: „Het hangt ervan af welke toekomst.

Dit land, ik weet het niet. Economisch zien dingen er niet goed uit. De benzine werd deze week tien cent duurder.

” Een enkeling gelooft wél nog in de droom, zoals Billie uit Wells, Minnesota, die zijn woonplaats ondanks het uitgeholde winkelaanbod en de opkomst van Big Agro beschrijft als een „Eden” waar „mensen nog naar elkaar omkijken”. De Amerikaanse droom gaat terug tot de vroege zeventiende eeuw, toen de Puriteinse advocaat John Winthrop zijn medekolonisten een land van mogelijkheden voorspiegelde waarin God harde werkers zal belonen. De mythe won aan populariteit tijdens de Grote Depressie van de jaren dertig.

In The Epic of America uit 1931 schrijft James Truslow Adams over „de droom van een land waarin het leven beter en rijker en voller zou zijn voor iedereen, en met kansen voor elk al naar gelang mogelijkheid en verdienste”. Voor de happy few is dat het epos van krantenjongen tot miljonair. Voor de massa werd de Amerikaanse droom het middenklasse-ideaal van een veilig huis voor jou en je familie, zeg maar de idylle aan het begin van Lynch’ film Blue Velvet .

Maar de Amerikaanse droom is ook die van koloniale expansie, van de trek naar het Westen en de bijbehorende goudkoorts en genocide. En van expedities naar Mars en wellicht Groenland, en de dáárbij behorende mineralenkoorts. President Trumps decretenstorm en de met de gure wind meewaaiende tech-bazen zijn dan ook geen bruusk ontwaken uit de Amerikaanse droom, maar een continuering daarvan, in al zijn absurditeit.

Inzoomend op Silicon Valley: de nieuwe Amerikaanse droom die Big Tech drijft was ook al expansionistisch en absurd vóór Elon Musks nazigroet en Mark Zuckerbergs roep om „meer masculiene energie”. Weliswaar vertelden bedrijven als Facebook tot voor kort een verhaal van verbinding en – zeker in het geval van Apple – van een welhaast meditatieve technologiegebruiker, die net als Steve Jobs mindful van app naar app swipet. Maar ook in deze eerdere ‘optimistische’ jaren voedde Big Tech zich natuurlijk al met de aandacht van de gebruiker en met door kinderhanden gemijnde mineralen uit conflictgebieden als Congo.

Met name dat laatste feit, dat ons dagelijks mediagebruik is verweven met bloedmineralen, is een realiteit absurder dan welke droom dan ook. Kijken we met een lynchiaanse blik naar de Amerikaanse droom die die absurde realiteit in stand houdt, en die we ook nog steeds in Europa leven, dan lijkt er geen uitweg. Of zoals model Monica Bellucci het verwoordt in het laatste seizoen van Twin Peaks , verschijnend in een droom van de door Lynch zelf gespeelde FBI-directeur Gordon Cole: „We zijn zoals de dromer die droomt en vervolgens in die droom leeft.

Maar wie is de dromer?” Tóch onderscheid willen maken tussen droom en realiteit begint bij bewustzijn van wat beide verbindt. De associaties die ’s nachts door onze hoofden spelen zijn altijd hoogstpersoonlijk én gevormd door de verhalen waarin we samenleven. Maar datzelfde geldt voor onze wakende levens.

Ook daarin worden onze beelden en gedachten gevoed en gevormd door de content van onze steeds verder gepersonaliseerde want winstgedreven timelines . Daarom zijn plekken als het filmhuis, maar ook het buurthuis en de bibliotheek belangrijk: het zijn plekken om samen te dromen..