Door de roof van een ‘gouden helm’ uit een museum in Assen zaten we opeens midden in de Daciërs, een door de Romeinen opgeslokte beschaving, waarvan de Roemenen denken dat ze ervan afstammen. Veel oud-Roemeense tradities zouden overeenkomen met die van de Daciërs, denk daarbij aan woordenschat, kleding en eetgewoonten. In Nieuwsuur draafde ‘onze’ Hendrik Spiering op.
Eva Hoeke, die Hendrik alleen van de NRC -podcast ‘Onbehaarde Apen’ kent, viel van de bank. Ze had altijd gedacht dat Hendrik een dertiger was, maar dat zijn alleen zijn stem en geest. Niettemin zaten we wel meteen in kamp-Spiering, een prettige duider, met hem hoopten we heel erg dat de dieven losgeld vragen voor de door hen gestolen de gouden helm.
Als ze hem maar niet omsmelten tot een blok goud. De helm kon wel tegen een stootje, Hendrik vertelde dat de Roemeense vinders het ding destijds een tijd als voederbak voor de schapen hadden gebruikt. Zo gaan die dingen.
Eind 1944 – Oirschot was bevrijd, de boerderij was afgebrand – vluchtten mijn grootouders van moederskant op een kar naar een ‘heeroom’, zo werd een oom die priester was genoemd. Ze zouden er twee jaar in een schuur wonen, een periode waarin de drama’s zich opstapelden. Zo viel mijn moeder met haar been in een eg.
„Dat zal wel pijn gedaan hebben”, zeiden we tegen mijn moeder als ze het verhaal voor de duizendste keer vertelde. Dan zei ze altijd zuchtend, maar de klemtonen zorgvuldig plaatsend: „Ach het bloed gutste eruit, het was met geen lap te stelpen, maar ik voel vooral de verschrikkelijke draai om mijn oren die ik van ‘ons pap’ kreeg nog. Daarna gingen we pas, met paard en wagen.
” Later werd haar door zorgen gekwelde moeder er ook nog ongeneeslijk ziek en raakte haar vader aan de drank. En toen overleed ook nog de hond van Heeroom. Bij het graven van een gat om de hond in te kieperen stuitte hij met de schep op een aardewerken pot met steentjes.
Hij smeet het ding bij de varkens, na een paar regenbuien bleken de steentjes gouden muntjes. Onze Lieve Heer had geholpen: de boerderij kon worden opgebouwd, Heeroom kocht in Tilburg een doos sigaren en de rest van het geld ging naar een missiepost in Belgisch Kongo. „Uiteindelijk hielden we er niets aan over”, zei mijn moeder, behalve dan dat nogal wat ooms en tantes in de herfst van hun leven regelmatig met metaaldetectoren naar potten met muntjes zochten.
Misschien stam ik van moederskant ook wel af van de Daciërs, want qua kleding en eetgewoonten kon ik al die broers en zussen van haar, een uitzondering daargelaten, moeiteloos in vorige eeuwen plaatsen. Als ik hem spreek zal ik Hendrik Spiering vragen of ze ook nederzettingen in Noord-Brabant hadden..