CPB: mensen die in armoede leven, zullen daarin dieper wegzakken

Het aantal mensen die in armoede leven neemt naar verwachting af. Maar het zal wel diepere armoede worden.

featured-image

Het aantal personen en kinderen dat in Nederland in armoede leeft, neemt sinds 2018 af en zal de komende jaren verder afnemen. Wel zullen degenen die in armoede verkeren, dieper in armoede geraken dan voorheen. Dat verwacht het Centraal Planbureau (CPB), dat nu voor het eerst kijkt naar de armoede-intensiteit: een manier om te laten zien hoe diep mensen in armoede leven.

Hierbij wordt gekeken naar het verschil tussen het inkomen van huishoudens en de armoedegrens. Uit het onderzoek blijkt dat in de periode van 2018 tot en met 2021 de doorsnee armoede-intensiteit 10 procent bedroeg. De helft van de mensen in armoede kende een besteedbaar inkomen minder dan 10 procent onder de armoedegrens.



Het percentage mensen onder de armoedegrens daalde in deze periode van 7,1 procent naar 4,9 procent. De verwachting van het CPB is dat tussen 2021 en 2026 de doorsnee armoede-intensiteit zal oplopen tot 20 procent. Het percentage mensen in armoede neemt naar verwachting af van 4,9 naar 2,9 procent.

Maar omdat in diezelfde periode het aantal mensen met een armoede-intensiteit van 30 procent is toegenomen, neemt de doorsnee armoede-intensiteit toe. De groep mensen in Nederland die in 2026 dieper in de armoede zit, bestaat volgens het onderzoek voornamelijk uit huishoudens met loon- of zzp-inkomen als belangrijkste bron van inkomsten. Naar verwachting hebben in 2026 ongeveer 35.

000 mensen met inkomen uit loon als voornaamste inkomstenbron een tekort boven de 30 procent onder de armoedegrens. Voor mensen met een zzp-inkomen als voornaamste inkomstenbron is dat aantal 30.000.

Deze huishoudens vragen relatief vaak niet de toeslagen aan waar zij recht op hebben, bleek al eerder, waardoor de armoede-intensiteit hoger is in deze categorie. Het CPB heeft een raming gemaakt van de armoede-intensiteit op basis van het Centraal Economisch Plan 2025 . Dat is een rapport met vooruitzichten voor de economie dat rekening houdt met het huidige en toekomstige overheidsbeleid en financiële ontwikkelingen.

De armoede-intensiteit is het procentuele verschil tussen de armoedegrens en het besteedbaar inkomen van een huishouden, het inkomen na ontvangst van toeslagen en het betalen van belastingen. De armoedegrens is gebaseerd op het soort huishouden, het vermogen en de werkelijke kosten van huur, wonen en energie. Hoe meer mensen in een huishouden, hoe hoger de kosten voor minimale levensbehoeften.

Zo bedroeg de armoedegrens in 2023 voor een alleenstaande 1.510 euro netto per maand, bij een huur van 590 euro en energielasten van 145 euro. Voor een stel met twee puberkinderen was dat 2.

910 euro netto per maand. In Nederland wordt gesproken van armoede wanneer men na het betalen van vaste lasten zoals wonen, energie en zorg te weinig geld overhoudt voor andere basisbehoeften. 3,1 procent van de mensen in Nederland – bijna 540.

000 Nederlanders – verkeerden in oktober 2024 in armoede , onder wie meer dan 115.000 kinderen. Ook hadden toen 1,2 miljoen mensen een inkomen net boven de armoedegrens, maar geen of weinig spaargeld.

.