Cinemien vijftig jaar: films voor en door en over vrouwen

Het collectief Cinemien werd in 1975 opgericht om ‘vrouwenfilms’ te distribueren. Het accent werd minder politiek en verbreedde zich later naar queer films. In Eye Filmmuseum kijkt men terug op de tweede feministische golf.

featured-image

De meisjes die regisseur Nouchka van Brakel interviewt in haar korte film Wie als meisje geboren is, wordt toch nooit een jongen (1971) willen bijna allemaal naar de huishoudschool, trouwen en kinderen krijgen. Begin jaren zeventig werkte in Nederland slechts een op de vijf vrouwen. Daar komt verandering in tijdens de tweede feministische golf.

Smaakmaker is Dolle Mina, bekend van ludieke acties zoals het nafluiten van mannen, maar uiterst serieus in hun eisen: recht op abortus, gelijke beloning voor mannen en vrouwen en doorbreken van het glazen plafond. Vrouwen gingen massaal de VOS-cursus volgen: Vrouwen Oriënteren zich op de Samenleving. Binnen de vrouwenbeweging hield het door Dolle Mina geïnspireerde feministische filmcollectief Cinemien zich bezig met de emancipatie via film.



Cinemien wilde films van en over vrouwen aankopen en vertonen. Dit jaar bestaat Cinemien 50 jaar, een jubileum dat het Eye Filmmuseum in Amsterdam viert met een programma dat de nadruk legt op de eerste vijftien jaar van het collectief, met veel activistische vrouwenfilms van over de hele wereld. Het begon in 1973 in het gekraakte Vrouwenhuis Amsterdam, het beroemde pand aan de Nieuwe Herengracht, indertijd omgedoopt tot Nieuwe Vrouwengracht.

Het feminisme floreerde op allerlei terreinen: uitgeverij De Bonte Was, vrouwencafé Saarein, vrouwengarage De Knalpot. Film kon niet achterblijven. De korte documentaire De vrouw en haar vrouwenhuis (Mady Saks, 1976) toont een groep vrouwen op de derde verdieping op houten klapstoeltjes rond een 16mm-projector.

Cinemien was toen nog een filmclub, maar dankzij een subsidie van het Comité Het Jaar van de Vrouw kon het door vijf vrouwen opgerichte feministische filmcollectief vanaf 1975 films ‘voor en door vrouwen’ distribueren. Cinemien streed tegen het stereotiepe beeld van vrouwen in films, wilde vrouwen ‘activeren’ en ‘vrouwencultuur’ stimuleren. Dat gebeurde onder meer door vrouwenfilmfestivals, een drukbezochte internationale conferentie en publicaties.

Naast thematisch belangrijke vrouwenfilms zocht Cinemien ook naar makers die experimenteerden met een alternatieve beeldtaal. Filmmaker Barbara Meter verklaarde indertijd: „Als je iets nieuws probeert te zeggen, kun je dat het beste ook op een nieuwe manier doen”. Over zo’n specifiek vrouwelijke blik is men vijftig jaar later nog niet uitgepraat.

In de begintijd werden ‘de meisjes van Cinemien’, zoals ze smalend werden genoemd, weinig serieus genomen. Maar mannelijke distributeurs waren jaloers op hun succes met ‘vrouwenfilms’ – toen al een vaag begrip dat tot veel discussie leidde. Hoe dan ook zat er handel in: medio jaren zeventig kwamen er meer vrouwenfilms, ook in Hollywood – zie Roberts Altmans 3 Women (1977) en An Unmarried Woman (1978).

In Nederland produceerde Matthijs van Heijningen sr. de hitfilm Een vrouw als Eva (Nouchka van Brakel, 1979) en regisseerde George Sluizer het lesbische drama Twee Vrouwen (1979). Begin jaren tachtig volgden de successen van Marleen Gorris, zoals De stilte rond Christine M.

, waar een groep vrouwen hun frustratie over seksuele onderdrukking botviert op een gluiperige boetiekhouder. Gorris won in 1996 zelfs een Oscar met Antonia , een verbeelding van een matriarchaat. Hoewel Cinemien slechts zijdelings bij haar carrière was betrokken, is medeoprichter Nicolaine den Breejen daar nog altijd trots op: „Dat was toch wel een moment.

” In de eerste vijf jaar van haar bestaan ging het Cinemien niet zozeer om de films zelf, maar om de discussies achteraf met vrouwen. Het waren ‘gebruiksfilms’, bedoeld om politieke bewustwording te stimuleren over hun achtergestelde positie. Ze werden (meestal) ook niet vertoond in de net opgerichte filmhuizen, maar vooral in vormings- en buurtcentra, vrouwenhuizen en op scholen.

Mannen waren welkom bij de film, niet bij de nagesprekken. Zulke ‘gebruiksfilms’ gingen over het huisvrouw zijn, echtscheiding, seksisme, de overgang, huiselijk geweld of onrealistische schoonheidsidealen. Over dat laatste ging de korte film die op de openingsavond vertoond werd, niet toevallig Internationale Vrouwendag: Honderd beledigingen per dag (1978).

Deze licht experimentele film van Barbara Meter (indertijd lid van het progressieve filmcollectief Polkin – Politieke Kinema) en Trilby Fairfax (de moeder van Sunny Bergman) onderzoekt de invloed van glossy reclames en gladde commercials op het zelfbeeld van de vrouw. Na tien jaar kreeg Cinemien structurele subsidie van de overheid; het aankoopbeleid werd in de jaren negentig breder, met aandacht voor artistieke films (Eye draait Sweetie , het debuut van Jane Campion uit 1989), maar ook voor queer-films als Desert Hearts (1985) – Cinemien organiseerde in 1986 samen met het COC het eerste Gay and Lesbian Film Festival. Dat bleek de toekomst: in 2020 werd Cinemien verkocht aan OUTtv, dat nu periodiek vrij middelmatige queer-films uitbrengt.

Toch zonde voor een eens zo glorieuze naam..