China stimuleert zijn economie, maar doet dat wel heel voorzichtig

De Chinese overheid probeert met „doelgerichte” stimulering de deflatie te bestrijden. Experts denken dat meer nodig is om China’s economie weer op de rails te krijgen.

featured-image

‘Vroeger stonden mensen hier in de rij”, vertelt Wang Heng, medewerker van Din Tai Fung. Maar eind deze maand sluit de Taiwanese restaurantketen zijn veertien vestigingen in en om Beijing. Nu staat Wang bij de ingang van het restaurant om lunchgasten vriendelijk te begroeten.

Via een oortje geeft hij aan de bediening door wie eraan komt. Druk is het niet. „Het aantal bezoekers is nooit meer teruggekeerd naar het niveau van voor corona.



” De 50-jarige Wang werkt al tien jaar bij de keten, bekend om zijn uitstekende service en zorgvuldig gevouwen soepdumplings, elk met achttien tot twintig plooien. Volgende maand is hij waarschijnlijk werkloos. „Klanten vinden het ook jammer”, vertelt hij berustend.

„Laatst moest zelfs iemand huilen.” Dat China’s economie hapert, is dit jaar ook in het straatbeeld van Beijing goed zichtbaar geworden. Winkels en restaurants die de moeilijke jaren met coronarestricties overleefden, sluiten alsnog hun deuren.

Afgelopen halfjaar lag de winst in de hoofdstedelijke horeca 89 procent lager dan een jaar eerder. De Chinese economie is nooit goed hersteld van de coronacrisis. Ze wordt geplaagd door laag vertrouwen en een vastgoedmarkt die in crisis verkeert.

Die markt, belangrijk onderdeel van de economie, kampt met gekelderde vraag en geldgebrek bij projectontwikkelaars. Door al die problemen kampt het land inmiddels met een hardnekkige deflatie. In de afgelopen weken heeft de Chinese overheid opvallende stappen gezet om het vertrouwen te herstellen.

Het hele jaar aarzelde ze om extra steun aan te kondigen, uit angst nieuwe bubbels in de economie te creëren. Maar op 24 september, een week nadat de Amerikaanse Fed de rente had verlaagd, maakte de centrale bank van China bekend datzelfde te doen. Het maakte een golf aan liquiditeiten vrij; een triljoen yuan (129 miljard euro) overspoelde China’s financiële markten.

Een paar dagen later kwamen China’s hoogste leiders onverwacht bijeen om de economie te bespreken. Ze zeiden dat er meer gedaan moest worden om „nieuwe situaties en problemen” aan te pakken en om de groeidoelen voor dit jaar te behalen. Erg concreet over maatregelen waren ze niet, maar de extra steun waar veel economen al het hele jaar naar uitkeken, leek nabij.

Voor China’s financiële markten was dit voldoende. De beurs in Shanghai steeg in een week tijd met 20 procent, sneller dan ooit, en dat na jaren van vooral dalende aandelenkoersen. Voor China’s meer dan tweehonderd miljoen particuliere beleggers was de rally goed nieuws.

Veel meer dan op westerse beurzen spelen particulieren in China een rol op de aandelenmarkt. Ze zijn er goed voor zo’n 60 procent van het handelsvolume. Ter vergelijking: in Nederland is dat ongeveer 25 procent.

Voor de 27-jarige Cao Xinyue was de beursrally in Shanghai spannend. Sinds ze vorig jaar voor het eerst aandelen kocht – ze stak er zo’n 20 procent van haar spaargeld in – was er niet veel positiefs mee gebeurd. „De markt was slecht, dus ik had geen hoge verwachtingen.

” Nu schoten haar aandelen in halfgeleiders omhoog. Veel heeft ze er overigens niet aan gehad. De laatste twee weken is de markt wat teruggelopen.

„Ik werd hebberig en heb te lang gewacht met verkopen – dus winst heb ik niet gemaakt”, lacht Cao. „Maar ik heb nu wel meer vertrouwen in de markt en blijf het als kleine belegger proberen.” Stapsgewijs zijn diverse ministeries deze maand met details over steunmaatregelen gekomen.

De focus ligt daarbij op ondersteuning van de financiële markten en de huizenmarkt. Zo gaat de hypotheekrente omlaag, en wil de overheid dat banken 4 triljoen yuan (517 miljard euro) lenen aan de vastgoedsector om vertraagde en stilgevallen projecten af te maken. De verwachting is dat er deze maand ook meer geld komt voor lokale overheden, die kampen met hoge schulden.

Door de vastgoedcrisis zijn hun inkomsten uit belastingen en grondverkoop de laatste jaren hard gedaald, waardoor ze zelfs moeite hebben hun ambtenaren te betalen. De omvang van die steun, waarvoor de centrale overheid haar begroting moet aanpassen, is nog niet bekend. De maatregelen tonen in ieder geval dat China’s leiders nu echt iets willen doen aan het lage vertrouwen in de economie bij bevolking en bedrijven.

Het hele jaar al staat de groei onder druk, en volgens verschillende indicatoren kent het land al lange tijd deflatie. De zogenoemde bbp-deflator, een brede indicator van prijsveranderingen, staat al anderhalf jaar negatief. Dat is de langste periode van deflatie sinds 1999.

„Het duurde lang voordat de autoriteiten het erkenden”, bevestigt Louis Kuijs, hoofdeconoom voor Azië bij financieel analist S&P Global Holdings, „maar er is zorgwekkend veel neerwaartse druk op de prijzen in China”. Terwijl veel landen, waaronder Nederland, de afgelopen jaren te maken hadden met hoge inflatie, drijven lage consumptie en prijzenslagen in onder meer de autosector het algemene prijsniveau in China juist omlaag. Als prijzen langdurig laag blijven, werkt dat, zoals de Chinese econoom Ren Zeping het onlangs verwoordde op sociale media, als een „chronische ziekte”, met negatief effect op andere delen van de economie.

Bedrijven maken minder winst, burgers zien hun vermogen dalen en stellen aankopen uit omdat ze denken dat alles nog goedkoper wordt. „De gehele dynamiek in de samenleving wordt erdoor aangetast.” Ook nu het probleem erkend wordt, blijven Chinese beleidsmakers voorzichtig met het aanpakken ervan.

Ze zeggen de economie vooral te willen „stabiliseren” met „doelgerichte” maatregelen en benadrukken dat er ook veel goed gaat met de economie. China kan het doel van 5 procent groei dit jaar best halen. Wat beleidsmakers niet willen, is extra infrastructuur of andere publieke projecten financieren, zoals eerder wel gebeurde als de economie het moeilijk had.

„Er is angst om nieuwe bubbels te creëren”, stelt Lynn Song, hoofdeconoom voor China bij ING. Hij verwijst naar de wereldwijde financiële crisis van 2008, waarna China flink investeerde in infrastructuur en vastgoed. Daardoor was het een van de weinige landen die een ernstige recessie kon vermijden.

In 2010 groeide het Chinese bbp met 10 procent. Nederland haalde dat jaar 1,7 procent, na een historische krimp van 4 procent in 2009. Maar in China kregen die investeringen later een slechte reputatie, omdat ze ook leidden tot verspilling en corruptie bij lokale overheden.

Riskante investeringen hadden bovendien schulden tot gevolg die nog altijd voor problemen zorgen. Daardoor is Beijing nog steeds terughoudend, ondanks alle externe druk uit samenleving en bedrijfsleven om meer uit te geven. Song: „De landelijke overheid wil nog steeds niet dat tekorten en overheidsschulden te veel omhoog gaan.

Want ze wil niet nog een keer meemaken dat er te veel geld gaat naar foute projecten, geld dat gewoon verkwanseld is.” Maar die voorzichtigheid heeft ook effect op de samenleving. Het lage vertrouwen in de economie raakt het consumptiepatroon van de burgerij.

Terwijl de wat betere restaurants, zoals Din Tai Fung, in problemen komen, groeien goedkope fastfood-restaurants juist sterk doordat mensen minder te besteden hebben. Voor grote uitgaven geldt dit misschien nog wel in sterkere mate. Cao, die zichzelf gelukkig prijst met een baan in de financiële sector, ziet hoeveel leeftijdgenoten werkloos zijn of door te lage lonen levensplannen wijzigen.

Volgens de officiële cijfers bereikte de jeugdwerkloosheid in China in augustus een nieuw record: 18,8 procent. „In deze economie zie je dat we neigen naar wat ze online ‘viermaal geen’ noemen: geen hypotheek, geen auto, geen huwelijk, geen kinderen. We hebben niet veel uit te geven, en als je al op vakantie gaat, doe je dat zo goedkoop mogelijk.

” Om het vertrouwen echt te herstellen, is meer nodig dan de recente opleving op de aandelenmarkten, aldus ING-econoom Song. Hij acht stabilisering van de huizenprijzen nodig. Die dalen nu, en dat komt hard aan, want twee derde van het vermogen van Chinese huishoudens zit in vastgoed.

Ook zouden experts graag meer overheidssteun voor Chinese huishoudens zien. De maatregelen op dat vlak vielen tot nu toe tegen. Wel significant noemt Song de aankondiging dat huishoudens met lage inkomens straks een geldbedrag krijgen.

Details zijn vaag, en waarschijnlijk gaat het niet om grote bedragen. En toch is het belangrijk, legt de econoom uit. „Lange tijd bestond weerstand tegen stimuleren van de vraag.

Beleidsmakers dachten: als we infrastructuur bouwen, is dat voor de toekomst, terwijl huishoudens het geld uitgeven en dan is het weg.” Maar, ziet Song, nu China’s behoefte aan nog meer infrastructuur afneemt, „begint die mentaliteit langzaam te veranderen” en komt er meer oog voor stimulering van consumptie. De urgente toon die de overheid nu aanslaat als het gaat om het herstel van de economie, is nieuw.

Onduidelijk blijft of de maatregelen iets aan de deflatie kunnen doen. „Ik weet niet zeker of het genoeg zal zijn om het plaatje echt te veranderen”, zegt Kuijs van S&P Global Holdings. Hij vermoedt dat de aangekondigde steun voor de huizenmarkt niet genoeg is om de problemen in die sector op te lossen.

„En ook breder is nog niet genoeg extra steun toegezegd om de economie echt aan te wakkeren.” Hij maakt zich zorgen over het verschil in perceptie tussen de relatief optimistische beleidsmakers en anderzijds de grote zorgen in de Chinese samenleving. Toegenomen censuur onder president Xi Jinping heeft de ruimte verminderd voor een open debat over China’s problemen, ook op economisch vlak.

Al dat optimisme kan een politieke keuze zijn. Bereiken de negatieve geluiden uit de maatschappij China’s leiders wel? Kuis wijst erop dat Beijing altijd wel goed zicht had op de staat van de economie. Maar als de geluiden uit de maatschappij niet meer goed doorkomen, „is dat een slecht teken”.

De staatsmedia blaken vooralsnog van vertrouwen. Natuurlijk, de Chinese economie staat voor uitdagingen, maar, zo citeert het Volksdagblad , spreekbuis van Xi’s partij, de president: „De positieve fundamentele condities van de Chinese economie voor de lange termijn zijn niet veranderd en zullen ook niet veranderen.”.