Boekenweekgeschenk ‘De krater’ biedt een lekkere roadtrip en een mooie kennismaking met waar literatuur over gaat

De krater vertelt het vermakelijke verhaal van drie jongeren op roadtrip naar een meteorietkrater. Ondertussen laat Gerwin van der Werf zien waar literatuur over gaat: om dat wat moeilijk te benoemen en onzichtbaar is.

featured-image

Suggestie: zie het Boekenweekgeschenk van dit jaar eens echt als een geschenk, en dan niet aan uzelf, maar geef het, na het lezen, aan een tiener. Eentje die zelf misschien wat minder geneigd is om tijdens de Boekenweek een boek te kopen en voor wie De krater van Gerwin van der Werf dan een mooie kennismaking is met literatuur, met waar literatuur over gaat. Zoals: dat een verhaal over één ding lijkt te gaan, maar tegelijkertijd ook over iets anders gaat.

Over iets groots en kwetsbaars dat met een omweg gemakkelijker of zelfs beter te benaderen is dan wanneer je er rechtstreeks op afkoerst. Zoals een reis soms niet draait om de bestemming maar om de weg ernaartoe – en dan met andere, frissere woorden. De krater gaat letterlijk over een reisje, een roadtrip van drie jongeren, Eden en haar twee broers.



Ze vertrekken op een vroege ochtend aan het begin van de zomer in „die lelijke rode Volkswagen Golf uit het jaar nul” van Johnny, de losgeslagen oudste. Een soort interventie, want Benji, de vastgedraaide jongste, komt z’n bed niet meer uit, behalve nu Eden bedacht heeft om met z’n drieën naar de dichtstbijzijnde meteorietkrater te rijden, ergens in Duitsland. Want „het enige wat hij thuis deed was filmpjes kijken over ruimtevaart, sterren en planeten, zwarte gaten en weet ik veel, hij las er zelfs boeken over”.

Weet zij veel – verteller Eden klinkt ook echt als een tiener. Dankzij Gerwin van der Werf (1969), die met deze novelle een blind gejureerde wedstrijd won en daarmee als relatief onbekende naam een geschenk voor honderdduizenden mocht publiceren. De tienerstem is hem toevertrouwd, getuige de eerdere levensechte jongeren in Strovuur (2020) en De droomfabriek (2022), beide genomineerd als het Beste Boek voor Jongeren.

Of in elk geval laat hij zijn personages klinken zoals we jongeren in jongerenliteratuur graag horen – denk aan de slimmerds voor wie veel in het leven dramatisch en overweldigend is en die daar grip op krijgen met droogkomische overdrijvingen: „Ik denk dat de oogrol en de duckface tot het beste behoren wat onze beschaving heeft voortgebracht, samen met chocoladeroomijs en knettersuiker.” En: „Als je die gast in een vergelijking opneemt heb je er niet één variabele bij, dan heb je de chaostheorie in de praktijk.” Dat gaat over Johnny, die Eden een „verkeersbordenseksueel” noemt (omdat hij verkeersborden losschroeft en mee naar z’n slaapkamer sleept), Benji is dan een „kosmosseksueel”.

Behalve in de overtuigende stem laat Van der Werf zijn kundigheid zien in de dosering van zijn verhaal. De krater heeft een lekker tempo en zit goed in elkaar, vol verteltechnische slimmigheden, zoals voorgeschiedenissen die niet omslachtig uitgespeld worden maar vanzelf langskomen, en zoals brokjes informatie en grapjes (Johnny’s verkeersbordenliefde) die later handig ingezet worden in de plot. Er is vermakelijk roadtripgedoe, met een bijna-lege benzinetank en een plaatsnaam die aan twee Duitse provinciestadjes blijkt te zijn gegeven.

Tussendoor vertelt Van der Werf het eigenlijke verhaal, in hoe Eden op de dingen reageert, in waar ze omheen blijft cirkelen. Er zit nog allerlei gevoel rond hun vader, die ze verloren aan zelfmoord. En rond de zorg voor en om Benji, „voor wat hij kan aanrichten, voor de krater die hij kan slaan”, maar ook rond Edens eigen angsten en twijfels, waar niemand eigenlijk oog voor heeft, ook zijzelf niet.

„Verdomme nog aan toe”, schrikt ze bij die realisatie, „dit hele verhaal ging toch zeker niet over mij?” Wel dus. Maar Eden is gewend zich onzichtbaar te houden, ook uit ongemak over de terugkerende „honderdduizenddollarvraag” naar haar gender. Non-binair vindt ze „ook weer zo’n sticker die ze op je borst plakken”, dus: „Dan zeg ik: ik ben Eden, en ik ben verder niks.

” Probleem: onzichtbaarheid draait soms uit op jezelf wegcijferen, en dat is ook weer niet de bedoeling. Dat verwart haar, en die gemoedstoestand bepaalt ook regelmatig het verhaal van De krater , bijvoorbeeld wanneer Eden een paniekaanval krijgt in een tankstation, wat een bijna hallucinante scène oplevert. Daar pakt Van der Werf lekker mee uit, door haar het raadselachtige „Anadanish lushoemoe” te laten horen, naar de boodschap aan buitenaardse beschavingen aan boord van de Voyager-ruimtesondes.

Hela, wat gebeurt daar precies voor iets Everything Everywhere All at Once -achtigs? Staat Eden even in contact met het universum of zo? Van der Werf laat het passeren én een rol van betekenis spelen, hij neemt het tegelijk serieus en doet het ook af als stoned gewauwel. Waarmee hij heel aanschouwelijk doceert wat een literair verhaal ons over de wereld kan vertellen. Literatuur kan namelijk grootse verbanden suggereren, maar: zonder uitsluitsel te geven.

Het maakt het raadsel alleen maar groter, en daar heb je je bij neer te leggen, al is dat ook weer geen relativering van de waarde die je eraan kunt hechten. Dat knoopt Van der Werf dan weer knap en handig aan het persoonlijke verhaal, aan Edens onzichtbaarheid en Benji’s mijmering over dark matter in de kosmos – materie die we niet zien, maar wel overvloedig bestaat. „Dark betekent niet slecht , het betekent onzichtbaar ”, weet Benji.

En het onzichtbare heeft ook bestaansrecht. Dat is de zoete moraal in het coming-of-ageverhaal dat De krater bovenal is. Het is een boodschap van moed, die zich nog het meest lijkt te richten tot identiteitszoekende jongeren.

Zo komt De krater waarschijnlijk ook het best tot z’n recht: als jongerenliteratuur, omdat de hoofdpersoon overtuigt als waarachtige tiener en het verhaal zich niet slimmer of volwassener voordoet dan z’n verteller nu eenmaal is – een teken van integere jeugdliteratuur. Misschien is het net niet subtiel of vernieuwend of volwassen genoeg voor wie al weet hoe de literaire hazen lopen, maar die heeft alsnog een fijn geschenk in handen..