Bodyguards, bier en burgervriendjes: een ‘normaal’ studentenleven zit er voor de Oranjes al een eeuw niet in

Kiest prinses Amalia inderdaad voor het Amsterdams Studentencorps, dan treedt ze in een familietraditie. Van ‘Jula’ tot ‘Prins Pils’ werden ze allemaal lid van een vereniging.

featured-image

De prinses is een expert in het afschudden van beveiligers. Als ze op stap wil zonder gevolgd te worden door haar potige schaduwen, heeft ze een flink scala aan streken tot haar beschikking. Soms gaat ze het huis van een vriendin binnen, verwisselt van jas en hoofddeksel en verdwijnt daarna door de achterdeur naar buiten – de bodyguards die aan de voorkant staan te wachten in verwarring achterlatend.

Dan weer zet ze het in de smalle straatjes van de binnenstad op een fietsen, terwijl haar beveiligers enkel beschikken over een auto, die al snel vastloopt. Zijn dit de countersurveillance -trucjes van prinses Amalia in Amsterdam anno 2024? Nee, dit was het werk van haar overgrootmoeder Juliana, die in 1927 in Leiden was gaan studeren. Deze kroonprinses hoefde niet bang te zijn voor ontvoeringspogingen door de georganiseerde misdaad, zoals Amalia, maar ook een eeuw geleden kon iemand ‘van Duitschen bloed’ niet zomaar over straat.



Juliana wilde graag een ‘gewone’ studententijd, maar dat bleek in de praktijk onmogelijk. Het is een probleem waarmee haar nakomelingen nog altijd te maken hebben, zoals deze week bleek toen Amalia twee keer in het nieuws kwam. Ze is, zo berichtte zakenblad Quote begin deze week, lid geworden van het studentencorps in Amsterdam – een vereniging die vanwege grensoverschrijdend gedrag van haar leden kampt met een imagoprobleem.

Twee jaar geleden bevestigde de Rijksvoorlichtingsdienst nog aan de NOS dat de prinses had besloten „op dit moment” geen lid van het corps te worden. Donderdag verscheen het bericht dat een auto met vier Amsterdammers erin in Antwerpen met veel wapengekletter aan de kant was gezet. Ze bleken zonder het te weten exact dezelfde route als de kroonprinses te hebben gereden en ze werden op verzoek van haar beveiligers klemgereden door de politie.

Prinses Juliana werd in 1927 lid van de Vereeniging van Vrouwelijke Studenten te Leiden (VVSL), de feminiene evenknie van het corps, en ze stond erop mee te doen aan de ontgroening. Ook wilde ze getutoyeerd te worden. De praeses van het corps was hierover zo onthutst dat hij aan de bel trok bij het hof.

Dat kwam hem op een persoonlijke terechtwijzing te staan van koningin Wilhelmina, die lieten weten dat zij en haar man de „omgang in vrijheid op voet van gelijkheid van hun dochter in de studentengemeenschap welbewust hadden gekozen”. Juliana bewoonde een villa in Katwijk en werd per auto naar college gebracht. Dat was op haar uitdrukkelijk verzoek een wagen zonder kroontje.

Haar clubgenoten (jaarclub Zestigpoot) mochten haar ‘Jula’ noemen, maar toen medicijnenstudente Margaretha Leenmans, later bekend als de dichteres M. Vasalis, dat een keer deed tijdens een bezoek aan het paleis, kwam haar dat op boze blikken van de hofdames te staan. Ook Juliana’s dochter Beatrix ging in Leiden studeren.

Ze kwam in 1956 aan en werd ook lid van de VVSL, waar ze de bijnaam Uilskuiken zou hebben gehad , wellicht een verwijzing naar de uil van Minerva, de naam van de sociëteit. Ze was actief binnen de vereniging, waar ze onder meer illustraties produceerde voor de almanak. Aan de hoofdredacteur schreef ze : „Als het geheel je tegenvalt, aarzel dan niet om alles af te keuren.

Werkelijk, ik ken het soort situaties te goed. Ik vind het echt niet naar of pijnlijk (..

.) Kijk maar of er iets bij is. Sterkte en succes met de almanak!” Beatrix kreeg een burgervriendje en woonde in het centrum van Leiden, op Rapenburg 45, maar verder wilde deze prinses veel minder graag ‘gewoon’ zijn dan haar moeder.

Integendeel, volgens tijdgenoten verloor ze in Leiden „een deel van haar oorspronkelijk eenvoudige en nietgeaffecteerde persoonlijkheid”. Ben Bot, de latere minister van Buitenlandse Zaken in het kabinet-Balkenende II en destijds een studiegenoot, noemde haar ‘u’ en ‘Koninklijke Hoogheid’. „Maar ze stond altijd open voor contacten met gewone studenten”, aldus Bot.

Beatrix zelf zei later over haar Leidse tijd: „Ik heb me zo benauwd gevoeld in die jaren.” Haar zoon Willem-Alexander slaagde er een stuk beter in de ketenen van het protocol af te werpen toen hij in 1987 ging studeren – ook in Leiden, waar ook hij lid werd van het corps. De prins ging met twee huisgenoten wonen op Rapenburg 116.

Op de begane grond sliepen zijn beveiligers; hijzelf had een kamer op de eerste verdieping, buiten het zicht van de straat. De troonopvolger was regelmatig te vinden op de sociëteit Minerva en in zijn favoriete kroegen Barrera, Cheers en de Keyzer, waar hij ook plaatsnam achter de tap. Zijn frequente horecabezoek leverde hem, tot zijn ergernis, de bijnaam ‘Prins Pils’ op.

Een journalist van NRC Handelsblad die zocht naar verhalen over Willem-Alexander, stuitte in Leiden op een muur van stilte. „De kastelein zwijgt, studenten zeggen niets en een huisgenoot van de kroonprins die in de deuropening de Telegraaf leest, verwijst naar een inwonende beveiligingsman die vriendelijk maar resoluut contacten afhoudt.” Anoniem lekte er wel het nodige uit, vooral over Willem-Alexanders gedrag bij het corps, waar hij ook altijd begeleid werd door zijn bodyguards.

Een journalist van HP/De Tijd noteerde: „In de grote zaal van het Minervagebouw aan de Breestraat zat hij soms in een oude fauteuil bij de haard. Hij liet dan studenten ophalen en voor zich verschijnen over wie hem geruchten ter ore waren gekomen die hij wilde verifiëren.” Zelf zei Willem Alexander na zijn afstuderen in een interview met alumniblad Leidraad dat hij moeite had gehad met de hiërarchische verhouding binnen het corps.

Hij, die net twee jaar bij de marine had gediend, verbaasde zich erover dat de wereld aan hem werd uitgelegd „door een paar mensen die niet meer hadden gezien dan hun ouderlijk huis”. Omdat ze al een paar jaar langer bij de vereniging zaten, bleek discussiëren geen zin te hebben, leerde hij. „Op een gegeven moment wordt je dan wijzer en zeg je: laat ze maar.

”.