Biologisch boeren is in Oostenrijk juist een rechtse hobby Oostenrijk gaat aan kop in de Europese ranglijsten van biologische landbouw. Maar niet omdat de milieubeweging er nu zo sterk is. Wanneer boer Martin Kappel (31) in korte broek en gele regenlaarzen zijn hand uitsteekt, komt zijn buurman toevallig ook net de heuvel naast de boerderij aflopen.
Kappels land is met dat van de buren verbonden via een smal weggetje, dat door het glooiende, nog net groene landschap in de Oostenrijkse deelstaat Stiermarken slingert. “Hé, hallo!” De twee boeren begroeten elkaar vriendschappelijk. Dan richt de buurman zich tot Kappels bezoek.
“Echt waar, een Nederlandse krant? Mooi zo, heel goed. Jullie kunnen veel van ons leren.” Beide boeren lachen, maar Kappel iets minder hard dan zijn buurman.
“Martin houdt er niet van om andere boeren te vertellen hoe ze hun eigen boerderij moeten runnen”, verklaart zijn vrouw Sophie even later, als de buurman weer vertrokken is. “Hij vind het überhaupt niet fijn om zich met mensen te bemoeien. Alleen voor mij maakt hij op dat gebied een uitzondering”, lacht ze.
Kappel en zijn buurman boeren beiden biologisch: ze beoefenen kleinschalige landbouw waarbij geen enkele vorm van kunstmest, synthetische bestrijdingsmiddelen of genetisch gemanipuleerde gewassen wordt gebruikt. Tijdens een korte rondleiding door zijn boerderij wijst de boer naar een geurige, glanzende hoop mest naast de ingang van zijn koeienstal. “Hier moeten wij het dus mee doen.
” zegt hij. “Poep en plas. Verder niks.
” Op dit moment is slechts zo’n 10 procent van de landbouw binnen de grenzen van de Europese Unie biologisch, maar volgens doelstellingen van de Unie moet dat aandeel in 2030 gegroeid zijn tot 25 procent. Dat is best een ambitieus doel en de verschillen tussen de lidstaten zijn groot. Nederland behoort wat het bioboeren betreft tot het groepje hekkensluiters, samen met Polen, Bulgarije, Ierland en Malta: in deze landen is minder dan vijf procent van alle landbouw biologisch.
Oostenrijk staat met 27 procent juist helemaal bovenaan deze lijst. ‘Wat ons in het voetbal nog niet is gelukt’, grapte een Oostenrijkse landbouwvereniging, ‘Hebben we in de biologische landbouw bereikt: we zijn Europees kampioen!’ Dat het Alpenland zo’n voorloper is, komt niet doordat het nou eenmaal een enorm progressief land met de blik op vooruit is. Het katholieke Oostenrijk is conservatief en het land wordt vaak geregeerd door rechtse regeringen.
Ook tijdens de landelijke verkiezingen van afgelopen maand koos een meerderheid van de Oostenrijkers ofwel voor de radicaal-rechtse Oostenrijkse Vrijheidspartij (FPÖ) ofwel voor de conservatieve Oostenrijkse Volkspartij (ÖVP). “Maar conservatisme betekent voor ons óók natuurbehoud”, legt Kappel uit. “Het Oostenrijkse landschap is een even belangrijk onderdeel van onze identiteit als onze cultuur, waarden en levenswijze.
Deze dingen zien wij niet los van elkaar.” Kappels grootvader en oudoom waren twee van de eerste bewust biologische boeren in Oostenrijk, in de jaren zestig. “Terwijl ze hun bioproducten in die tijd nog niet voor meer geld konden verkopen dan andere producten – die markt bestond nog niet”, vertelt Kappel.
“Ze maakten hun werk op de boerderij dus een stuk moeilijker, maar moesten concurreren met boeren die wel allerlei synthetische hulpmiddelen gebruikten. Mijn oudoom had zelfs een lading kunstmest in de schuur liggen voor als er iemand kwam kijken, zo controversieel was het op dat moment om dat niét te gebruiken. Het was heel hard werken maar ze geloofden in hun keuzes; het was haast iets spiritueels.
” De boerderij in Stiermarken wordt al generaties lang van vader op zoon doorgegeven: Martin is de zesde Kappel die aan het hoofd van het bedrijf staat. Verderop is zijn vader – die nog steeds elke dag meehelpt op de boerderij – net klaar met het malen van wat zakken graan; in de bakkerij staan zijn moeder en zus biologische kwark in bakjes te scheppen. Het wilskrachtige dochtertje van Kappels zus staat erop door haar opa in een lege krat rond te worden gereden, terwijl Kappel de deur naar de gekoelde graanopslag opent.
Die is ongeveer zo groot als de koelruimte in een gemiddeld restaurant: de boerderij produceert alleen in kleine oplagen en verkoopt veel lokaal. Er is een zelfservicewinkeltje waarin mensen opschrijven wat ze pakken en hun geld in een rood trommeltje achterlaten; eens per week opent de grote winkel. Het land wordt ondertussen zo min mogelijk belast.
Een van de velden staat nu vol met bloemen: goed voor de bodem en biodiversiteit. “Maar zo werken we altijd al,” zegt Kappel. “Voor mijn familie is dat geen pragmatische keuze geweest.
Het is een overtuiging.” Kappels familie staat daarin niet alleen in het Alpenland. De invloed van denkers als Rudolf Steiner (1861-1925), de Oostenrijkse grondlegger van de antroposofie en geestelijk vader van de Vrije School, heeft in de loop van de twintigste eeuw tot een Oostenrijkse cultuur geleid waarin mens en natuur meer als één samenhangend geheel wordt gezien dan in bijvoorbeeld Nederland het geval is, en waarin doorgaans veel waarde wordt gehecht aan zowel de eigen gezondheid als het welzijn van de natuurlijke omgeving.
Dat verklaart deels waarom het biologisch boeren inmiddels zo wijdverspreid is in het land. Oostenrijk bezit een relatief grote markt voor biologische producten; aanzienlijk groter dan die in buurland Duitsland, of in Nederland – landen waarin consumenten tijdens het boodschappen doen eerder geneigd zijn om keuzes te maken op basis van de prijs. “Oostenrijkers willen weten waar hun eten vandaan komt, en ze hechten belang aan gezond eten”, legt Kappel uit.
“We staan in Oostenrijk heel wantrouwig tegenover grootschalige landbouw, beaamt Reinhard Heinisch, hoogleraar Oostenrijkse politiek aan de Universiteit van Salzburg. “Vooral de Nederlandse landbouwindustrie wordt hier met argusogen bekeken: die wordt gezien als erg kapitalistisch, ongezond en slecht.” Ook Heinisch benadrukt dat de verklaring daarvoor grotendeels in het groene conservatisme van Oostenrijk te vinden is.
“Die vervlechting van groen bewustzijn en cultureel rechtse waarden is overigens helemaal niet nieuw,” zegt hij. “Zelfs de nazi’s waren pioniers op het gebied van natuurbescherming. De dynamiek waarbij je boeren aan de ene kant hebt en linkse milieubeschermers aan de andere kant, komt voort uit een Angelsaksische traditie van industriële landbouw.
De verhoudingen liggen lang niet overal zo.” Boerenprotesten zoals in Nederland zijn er in Oostenrijk niet geweest. De radicaal-rechtse FPÖ probeerde ze op een gegeven moment wel te organiseren, geïnspireerd door wat er allemaal gaande was in West-Europa.
“Een kennis van me appte me toen”, vertelt Kappel. “Hij zei: de FPÖ organiseert een boerenprotest, ga mee!” Kappel sloeg zijn uitnodiging beleefd af en hoorde later van zijn kennis dat er vrijwel niemand bij het protest was komen opdagen. “Dat was een gênante poging van ze,” lacht hij.
“Het ding is: de boeren voelen zich hier gehoord door de politiek. De conservatieve ÖVP is van oudsher de boerenpartij, en de boeren hebben het gevoel dat die partij hun belangen nog altijd behartigt. Natuurlijk balen wij hier ook van EU-regels die het boerenleven moeilijker maken, maar die frustratie richt zich hier niet zo op onze regering.
” Hoogleraar Heinisch heeft daar nog een tweede verklaring voor: Oostenrijkers gaan sowieso niet zo graag de straat op. “We zijn een katholiek land met van oudsher veel respect voor autoriteit. Protesteren doen we hier dus niet snel.
Dat geldt nog meer voor mensen op het platteland dan voor stadsbewoners." Als het even later tijd is om de koeien van het land naar de stal te verplaatsen, komt Kappels dochtertje van vier ook mee. Ze brengt veel tijd door in de stal met haar vader en kent daardoor alle koeien bij naam.
Ze wijst er een paar aan. “Die met die neusring is Elsta,” zegt ze ernstig. “En dat zijn Regina, Ringlotte en Rocky.
” De koeien eten alleen gras van het land – ze worden niet bijgevoerd met graan. Op hun dooie gemak sjokken ze langs een modderige plas bij de uitgang van het veld, soms aangespoord door Kappels kreten. “Wanneer het veel heeft geregend, wordt het lastiger dat ons landschap zo heuvelachtig is,” zegt hij.
“Alles is dan zo modderig – bij dat steile stuk daar glijden de koeien uit.” Het feit dat Oostenrijk relatief weinig vlak land heeft is óók een belangrijke reden dat het land zoveel kleinschalige en biologische boeren telt, geeft hij toe. “Ons landschap leent zich niet goed voor intensieve landbouw – het is op de meeste plekken niet vlak genoeg.
We zouden qua industriële, grootschalige en op export gerichte landbouw dus sowieso nooit kunnen concurreren met een land zo vlak als Nederland; dat vormt ook een motivatie voor veel Oostenrijkse boeren om zich op hoogwaardige, extensieve landbouw te concentreren.” Het landschap van Oostenrijk is bovendien een belangrijke toeristische trekpleister: een derde, eveneens minder filosofische en wat meer praktische reden om zo voorzichtig mogelijk met het natuurlandschap in het Alpenland om te springen. “Maar dat zijn voor ons niet de voornaamste redenen,” benadrukt Kappel.
“Voor mijn familie gaat het om een bepaalde blik op de wereld, en een manier van leven die daarbij hoort. Als ik op zaterdagochtend iemand het winkeltje uit zie lopen met verse melk en bolletjes – onze bolletjes zijn nogal een hit hier in de buurt – dan kan ik daar echt gelukkig van worden.” Toch wil hij ook nog even benadrukken dat het biologische boeren wel keihard werken is; voordat men denkt dat het alleen maar idylle en romantiek op de boerderij van de familie Kappel is.
“Dat zeg je nou altijd,” zegt zijn vrouw Sophie. “Ja, want ik wil niet dat mensen een vertekend beeld krijgen van hoe het er hier aan toegaat”, zegt Kappel. “Het werk stopt nooit en het is zwaar.
En toch: ik zou niets liever doen.” Landbouwgrond is schaars en duur. Dat maakt het voor jonge boeren lastig om een duurzaam nieuw bedrijf op te bouwen.
Het moet voor stoppende boeren aantrekkelijker worden om hun grond beschikbaar te stellen, vindt het Nationaal Groenfonds..
Bovenkant