Bibliotheek Leidse universiteit gaat 400.000 proefschriften verpulpen, ‘de gemakkelijkste oplossing’

Ze nemen 3,2 kilometer schaarse plankruimte in bezit. De UB wil af van een verzameling buitenlandse dissertaties.

featured-image

Afstoten, wordt het eufemistisch genoemd. Maar in de praktijk betekent het: tot pulp vermalen. Deze week maakte de bibliotheek van de Universiteit Leiden bekend dat ze afscheid neemt van 400.

000 buitenlandse proefschriften van na 1850. Vanaf haar oprichting in 1575 tot 2004 heeft de Leidse UB deelgenomen aan een uitwisselingsprogramma voor proefschriften met diverse buitenlandse universiteiten. De in die periode ontvangen dissertaties nemen in totaal 3,2 kilometer schaarse plankruimte in bezit (op een totaal van 125 kilometer).



Daarbij komt dat ze nooit gecatalogiseerd zijn, en daarmee de facto nauwelijks bruikbaar. In een verklaring laat de oudste universiteitsbibliotheek van Nederland weten dat er uitgebreid onderzoek is gedaan alvorens het besluit tot afstoting is genomen. „Zo hebben we uitgevraagd of er universiteiten zijn die niet langer in bezit zijn van hun eigen proefschriften, bijvoorbeeld door brand, oorlog of andere oorzaken.

We hebben hierover contact opgenomen met tientallen buitenlandse universiteiten. De meeste hebben ons laten weten de proefschriften nog te bezitten en hebben te kennen gegeven onze exemplaren niet te hoeven ontvangen.” De 400.

000 meesterproeven zijn dus nooit gecatalogiseerd, waardoor onduidelijk is wat er precies te vinden is in de verzameling. Voor een tentoonstelling in 2005 deden medewerkers van de UB een kleine steekproef. Die leverde dissertaties op van onder meer Niels Bohr, Marie Curie, Emile Durkheim, Albert Einstein, Otto Hahn, Carl Jung, J.

Robert Oppenheimer, Max Planck, Luigi Pirandello, Gustav Stresemann en Max Weber. Deze proefschriften zijn alsnog geïnventariseerd en in de reguliere collectie opgenomen. Niet iedereen is ingenomen met het afstotingsbesluit van de bibliotheek.

Anton van de Lem, gepensioneerd conservator oude drukken van de Leidse UB en als Scaliger fellow nog altijd verbonden aan het instituut, laat desgevraagd weten dat hij het jammer vindt dat de bibliotheek kiest voor „de gemakkelijkste oplossing”. De Leidse bibliothecaris „verdient een enorme pluim als bouwheer”, benadrukt Van der Lem. „De afgelopen jaren is er een tweede verdieping op de UB gebouwd en er zijn kilometers nieuwe depotplanken bij gekomen.

Dus ik zou zeggen: ga door op deze weg en zoek naar creatieve oplossingen. Laat een team van vrijwilligers de collectie ontsluiten. Pas als je iets aanbiedt, wordt het gebruikt.

Ja, dat is een meerjarenplan, maar het barst van de werkwillige senioren.” Van der Lem herinnert zich een bezoek van een Duitse collega die hij de collectie buitenlandse dissertaties liet zien. „Ik heb haar gevraagd of zij de Duitse dissertaties niet zou willen overnemen, gezien het eventuele gevaar dat de collectie zou gaan kunnen lopen.

Haar reactie was: het staat bij jullie zo netjes, we kunnen het beter zo laten.” Als er toch geschoond moet worden, leg de grens dan niet bij 1850, zegt Van der Lem. „Nu al is het zo dat boeken van vóór 1900 uitsluitend ter inzage worden gegeven in de Leeszaal Bijzondere Collecties, gezien hun zeldzaamheid en kwetsbaarheid.

En terecht. Bewaar dus in ieder geval de collecties tot 1900. Er wordt overal al te veel weggegooid.

”.