Archeoloog Colin Renfrew liep graag voorop bij nieuwe ontwikkelingen

De hoogleraar uit Cambridge was geïnteresseerd in de gedachtenwereld van de prehistorische mens – en in moderne kunst.

featured-image

Op het eerste gezicht was de Engelse archeoloog Colin Renfrew geen man van wie je zou verwachten dat hij de gebaande paden meed. Zijn degelijke kostuums, de stropdassen, het kalende hoofd met de haarkrans en het iets te grote brilmontuur gaven de indruk van een beetje stijve en steile Cambridge-professor. En dan zat hij als Lord Renfrew of Kaimsthorn ook nog in het Britse Hogerhuis – voor de Conservatieven.

Toch liep Renfrew, die 24 november j.l. op 87-jarige leeftijd in zijn slaap is overleden, graag voorop bij ontwikkelingen in zijn vak.



Tegenwind en discussie stelde hij daarbij op prijs. Om enkele voorbeelden te noemen: in de jaren zestig zorgde hij voor opwinding door aan de hand van toen recent gekalibreerde koolstofdateringen te stellen dat prehistorische megalieten in Engeland en West-Europa veel ouder waren dan gedacht. In die tijd werd Stonehenge (2300 v.

Chr.) nog vergeleken met, en iets jonger gedateerd dan de bouwwerken van het Griekse Mycene (1400 v.Chr.

). Eind jaren tachtig, begin jaren negentig ging Renfrew zich bezighouden met de oorsprong en verspreiding van het Indo-Europees. Daarbij probeerde hij de toen nog zeer uiteenlopende vroege geschiedenissen die archeologie, linguïstiek en DNA-onderzoek opleverden met elkaar te harmoniseren.

Per slot van rekening was er maar één verleden geweest, was zijn redenering. Renfrew, die zijn academische carrière voor zijn emeritaat als hoogleraar in Cambridge heeft doorgebracht, mocht zich ook grondlegger noemen van de cognitieve archeologie. Dit was een poging om aan de hand van archeologische vondsten meer te kunnen zeggen over de gedachtewereld van de prehistorische mens.

Daarbij ging hij uit van het idee ‘de mens maakt voorwerpen, voorwerpen maken de mens’. Bijna als vanzelf leidde dat bij hem ook tot belangstelling voor moderne kunst en de vraag wat moderne kunst voor archeologen kon betekenen. Die kunnen bij de bestudering van het verleden iets van kunstenaars leren, was zijn overtuiging.

„Want”, zo stelde hij in 2003 naar aanleiding van de publicatie van Figuring it out , zijn boek over moderne kunst en archeologie, „moderne beeldende kunst kun je omschrijven als een enorm, ongecoördineerd, maar ergens toch zeer effectief researchprogramma dat kritisch naar onze fundamenten van kennis en perceptie kijkt.” Hij nam daarom zijn studenten regelmatig mee naar Tate Modern in Londen. „Net als bij een archeologische vindplaats worden ze daar geconfronteerd met een onbekende materiële cultuur waar ze iets van moeten maken.

” En Renfrew was ook een van de eerste archeologen die zich inzetten voor de strijd tegen illegale opgravingen en de illegale handel in archeologische objecten. Daarbij had hij geen moeite te erkennen dat hijzelf niet zonder zonde was: in 1991 had hij de Goulandriscollectie, een privéverzameling van bijna allemaal illegaal opgegraven Griekse idolen, beschreven. Door zijn boek had hij de collectie een vorm van legitimiteit gegeven.

Hoewel hij volgens de Griekse wet niets verkeerd had gedaan, had hij het boek niet moeten schrijven, zei hij in een interview in NRC in 1999. Onder archeologen onderscheidde Renfrew zich ook omdat hij een man van de praktijk én de theorie was. Op z’n dertiende deed hij al zijn eerste graafwerk, toen hij tijdens een schoolvakantie mocht meehelpen bij een opgraving van een Romeinse vindplaats in Canterbury.

Tot na zijn tachtigste zou Renfrew betrokken blijven bij opgravingen; zijn laatste opgraving was op het Cycladen-eiland Keros. Tegelijkertijd zijn sinds 1991 over de hele wereld studenten archeologie opgeleid aan de hand van het handboek Archaeology, Theories, Methods, and Practice , dat hij samen met Paul Bahn heeft geschreven. Afgelopen zomer is de negende editie verschenen, een teken dat Renfrew tot het laatst de nieuwste ontwikkelingen in de gaten hield.

In de recentste uitgave, met Cambridge-collega Elizabeth DeMarrais als nieuwe co-auteur, is er speciale aandacht voor de bijdragen aan archeologie door vrouwen, mensen van kleur en oorspronkelijke gemeenschappen, en hoe de discipline verandert door de roep om dekolonisatie en diversificatie..