Amsterdam Fashion Week is steeds minder een catwalkspektakel, maar een graadmeter voor wat er speelt bij jongeren

De modeweek bestaat 20 jaar en is steeds minder een spektakel met grote namen op één locatie. Verspreid over de stad krijgen vooral jonge mode-ontwerpers de kans om te laten zien welke thema’s jongeren bezig houden.

featured-image

‘Sssssst! Muisstil zijn alsjeblieft, er is een voorstelling bezig”. Wie donderdagavond de modeshow van Max Zara Sterck wilde zien, moest achter het podium van de Nationale Opera & Ballet in Amsterdam langs sluipen, vier trappen beklimmen en kwam vervolgens in het atelier van de kostuumafdeling terecht. De modellen zigzagden er tussen de naaimachines door.

Amsterdam Fashion Week bestaat 20 jaar en is steeds minder een catwalkspektakel dat internationale modeweken probeert te kopiëren, maar vaart meer en meer een eigen koers. Dat Danie Bles, sinds 2018 eigenaar van de Amsterdamse modeweek, de vaste showlocaties besloot af te schaffen heeft daar zeker aan bijgedragen. Jarenlang vonden álle shows, seizoen na seizoen, plaats in dezelfde zaaltjes op het terrein van de Westergasfabriek.



Dit seizoen bracht de genodigden bij kale loodsen in Amsterdam-Noord, bioscoop Tuschinski, de pikdonkere kelder van de intussen gesloten nachtclub De School, een protserig privé-appartement aan de Herengracht, de nog niet officieel geopende galerie The Gem in het Haarlemmermeerse Bos en een mode-optocht langs de grote modeketens in de Leidsestraat en de Kalverstraat. Een originele toevoeging waren de intieme bezoekjes aan ateliers van ontwerpers, bijvoorbeeld die van Studio Hagel, pal naast de A10 in Amsterdam Nieuw-West. Oprichter Mathieu Hagelaars „frankensteint” schoenen in elkaar.

Zo lijmde hij onlangs nog een geborduurd schilderijtje dat hij bij de kringloop had gevonden op een Birkenstock-klomp. De afgelopen tien jaar werkte hij samen met internationale modemerken als Off-White, Valentino en Moncler. Waarom hij nu pas voor het eerst meedoet aan Amsterdam Fashion Week? „Ik werd gevraagd en dacht; we werken zo internationaal, het wordt tijd dat mensen in Nederland ons ook leren kennen.

In de VS kennen al veel meer mensen ons.” Amsterdam Fashion Week (AFW) is namelijk, in tegenstelling tot Milaan of Parijs geen modeweek die een ontwerper wereldfaam oplevert. De ‘I’ van International werd een paar jaar geleden niet voor niets uit de afkorting AIFW geschrapt.

De grote trends die over een half jaar het straatbeeld bepalen, ontstaan hier evenmin. Maar de AFW is wel een springplank voor jong talent. Inmiddels in Parijs showende ontwerpers als Iris van Herpen en Duran Lantink toonden hier vlak na hun afstuderen hun allereerste collecties.

Jan Taminiau, de favoriet van koningin Máxima, begon er ook. Sinds Danie Bles aan het roer staat, ligt de focus meer dan ooit op jong talent en experiment. Dat had eigenlijk niemand verwacht, toen de voormalige stylist van sterren als Chantal Janzen en Sylvie Meis de modeweek overnam.

„Ik kwam uit een vrij commerciële hoek, die wind had ik tegen”, zegt Bles. „Ik wil helemaal geen Parijs of Milaan Fashion Week worden. We hebben hier geen Chanel of Yves Saint Laurent.

Maar ik kan wel mijn best doen het programma divers, inclusief en sustainable te maken. Dat is voor de nieuwe generatie vaak vanzelfsprekend.” Die nadruk op duurzaamheid uit zich vooral in kleren gemaakt van hergebruikte stoffen.

Deelnemers als Ronald van der Kemp, Martan, 1/Off, Atelier Reservé en The Patchwork Family gebruiken stuk voor stuk geen nieuwe materialen in hun collecties. Een van de geslaagdste en origineelste upcycling- experimenten kwam van debutant Denzel Veerkamp. Zijn collectie was een persoonlijk onderzoek naar zijn roots in Suriname, het land dat hij eerder dit jaar voor het eerst bezocht.

Een van zijn modellen droeg een overall waarop de drie kruizen van Amsterdam afgebeeld stonden – alleen was het middelste kruis vervangen door de ster van de Surinaamse vlag. Vrouwelijke modellen droegen prints en angisa’s (hoofddoeken) die rechtstreeks uit de Surinaamse klederdracht afkomstig leken, gecombineerd met moderne items als een strakke blauwe jurk bezaaid met Gucci-logo’s, een oversized bomberjack en een fraaie bruine rok gemaakt van afgedankte overhemden, waarvan de mouwen nonchalant los bungelden. Ook bij Lichting, de jaarlijkse ontwerpwedstrijd voor de beste pas afgestudeerde modestudenten van zeven hbo-modeopleidingen – een goede graadmeter voor wat er speelt onder jonge ontwerpers en eigenlijk elk jaar het hoogtepunt van de modeweek – was geen nieuwe lap stof te bekennen.

In de shows van de tien finalisten kwamen ook dit jaar weer veel maatschappelijke thema’s aan bod. Pauline Blind wilde vrouwen hun sensualiteit laten omarmen, juist in een maatschappij waarin zij „vaak de schuld krijgen van een aanranding”. Hoogtepunt was een jurk waarin een patroon gebreid was van een G-string waarachter een geweer geklemd zat.

Michał Zgierski wilde de strijd aangaan met de „patriarchale structuren” in zijn thuisland Polen met een op grote schermen geprojecteerde video van zijn volledig digitale collectie, vol rondzwiepende reuze-penissen. Uiteindelijk won de niet bijster politieke, maar juist door technisch vernuft uitblinkende collectie van Peter Wertmann, vers afgestudeerd aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Hij putte inspiratie uit zijn jeugd in de Zwitserse Alpen, zijn tijd in het leger en deed grondig research naar Noord- en Zuidpoolexpedities.

De meest onverwachte trend van de modeweek zat ’m in de keuze van modellen: na een seizoen waarin vooral volslagen onbekende modellen met alle denkbare lichaamstypes, genders en etniciteiten voorbij kwamen, waren er nu opmerkelijk veel Bekende Nederlanders opgetrommeld, zoals Anita Witzier, Isa Hoes, Nicolette Kluijver, Daria Bukvic en ‘gravinfluencer’ Eloise van Oranje..