Daron Acemoglu, Simon Johnson en James Robinson zijn maandag onderscheiden met de Nobelprijs voor Economie. Zij onderzoeken oorzaken van welvaartsverschillen tussen landen. ‘Inclusieve’ instituties zijn volgens hen cruciaal. En ‘harde’ kolonisatie bleef niet zonder gevolgen.
1 month Ago
Waarom ontwikkelt het ene land zich tot een rijke natie, terwijl het andere zich niet kan ontworstelen aan armoede? Met hun onderzoek naar deze hoofdvraag zijn Daron Acemoglu, Simon Johnson en James Robinson dit jaar onderscheiden met de Nobelprijs voor Economie. De drie politiek economen doen al meer dan 25 jaar onderzoek naar welvaartsverschillen tussen landen. Zo onderzoekt het drietal hoe het kan dat er grote inkomensverschillen tussen landen blijven bestaan.
Inmiddels is wereldwijd de rijkste 20 procent van de landen dertig keer rijker dan de armste twintig procent. En dat verschil blijft in stand. Want hoewel ook armere landen steeds rijker worden, lopen zij qua inkomen per hoofd niet in op de rijkste landen.
De Armeens-Amerikaanse Acemoglu (geboren in Turkije) en de Brits-Amerikaanse Johnson zijn verbonden aan MIT in Cambridge, Massachusetts, de Brit James Robinson aan de Universiteit van Chicago. Waarom landen in welvaartsniveau verschillen, wordt volgens de drie professoren voor een belangrijk deel bepaald door hoe de maatschappelijke en politieke instituties in een land werken. Acemoglu en Robinson beschreven dit in 2012 in het boek Why Nations Fail – inmiddels een standaardwerk voor studenten politicologie en politieke economie.
Hun hypothese is dat naarmate een groter deel van de bevolking in een land de ruimte krijgt om zich economisch en politiek te ontplooien, het inkomen per hoofd van de bevolking zal toenemen. Daarvoor zijn zogenoemde „inclusieve” insti.
Copyright @ 2024 IBRA Digital