Met joligheid en deemoed werd stilgestaan bij de moord op Theo van Gogh. Maar wat was nu zijn nalatenschap, vraagt Sjoerd de Jong zich af.
1 month Ago
Het ginnegappen was niet van de lucht, in de uitzending van Bar Laat die was gewijd aan cineast en columnist Theo van Gogh (1957-2004). Tafelheer Jeroen Pauw schonk zijn verzamelde gasten – vrienden, bekenden van Van Gogh en diens biograaf – voor de gelegenheid een glas fonkelende barolo, en gooide er ook maar even een eigen Anne Frank-grap in die hij ooit had gemaakt, met Van Gogh in de rol van foute boosdoener in de oorlog. Pauw had gevreesd zich er de woede van de man mee op de hals te halen – maar nee, ‘Theo’ belde dat hij er hartelijk om had moeten lachen.
Wat een leuke gekke vent was het toch. Het was de typische mix van jolijt en deemoed die je op televisie vaker tegenkomt als er herinneringen worden opgehaald aan Van Gogh, nu twintig jaar geleden op straat in Amsterdam afgeslacht door een islamitische terrorist. Hij was een man met twee gezichten: een ziekelijke treiteraar en provocateur, maar toch ook een echt mens en een attente ‘lieverd’.
Dus tuimelden de lollige anekdotes over tafel, afgeblust met verwondering over Van Goghs kwaadsappige kanten, want hij was natuurlijk ook een „patiënt”. Allemaal leuk. Alleen, geen moment werd de vraag gesteld wat dit roerige leven en zijn gewelddadige dood – die wereldnieuws werd – nu eigenlijk hebben betekend.
Voor de Nederlandse populaire cultuur, voor het journalistieke interview (Van Gogh was een begenadigd causeur-met-cactus), voor inhoud en toon van het publieke debat, voor opvattingen over de islam .
Copyright @ 2024 IBRA Digital