Ruim twee jaar geleden besloot het dagelijks bestuur van de Tweede Kamer een onderzoek in te stellen naar vermeend grensoverschrijdend gedrag van voormalig Tweede Kamervoorzitter Khadija Arib. In twee anonieme brieven werd zij beschuldigd van ‘een schrikbewind’. Arib heeft zich flink verweerd tegen de beschuldigingen, wilde niet meewerken aan het onderzoek en stapte een maand later op als Kamerlid .

Het onderzoek is inmiddels afgerond en concludeerde dat er sprake was van een ‘sociaal onveilige werkomgeving’. Arib is het hier echter niet mee eens en wil dat het onderzoek onrechtmatig wordt verklaard. Ze zit deze vrijdag zichtbaar aangedaan in de Haagse rechtbank.

Aan het begin van de zitting krijgt ze het woord. Ze meldt dat ze deze dag als ‘vreselijk’ beschouwt: ,,Ik heb de afgelopen tijd geprobeerd alles achter me te laten, mijn leven op te pakken en aan het werk te gaan.” Maar dat is volgens haar niet gelukt.

In aanloop naar deze dag komt ‘alles weer terug’, zo vertelt ze. ,,Het onrecht dat ik voel is immens. Er is zoveel met modder gegooid.

Het raakt mij als mens, het raakt de Kamer als instituut. En het raakt het ambt van Kamervoorzitter.” Na bijna 25 jaar Kamerlidmaatschap zegt ze:.

,,Ik had nooit gedacht dat mijn politieke carrière zo zou eindigen.” Arib vindt dat ze zich niet kan verweren tegen de aantijgingen in de brieven, omdat ze niet weet wat er in de brieven staat, of wie de afzender is: ,,In mijn geboorteland Marokko, een dictatuur, had .