De nieuwe voorstelling ‘Hertog Blauwbaards Burcht’ van Opera Zuid, de kleinste van de drie gesubsidieerde operagezelschappen, toont hoe nijpend de financiële situatie is. Vandaag luiden ze opnieuw de noodklok.
1 month Ago
Dat heeft Opera Zuid knap gedaan, deze Hertog Blauwbaards Burcht (1918), de éénakter van Bartók. Knap, naar omstandigheden. Want die moet je even kennen, voor je deze prestatie kunt waarderen.
Maandag luidt Opera Zuid opnieuw de noodklok. Strekking: als er geen subsidie bijkomt, verdwijnt het gezelschap. Opera is een summum van klassieke muziek: alomvattend, overweldigend en diep rakend.
Dat maakt deze kunstvorm ook een hele dure. Professionele solisten, een koor en een orkest met dirigent, een decor in een groot theater, een grote ploeg achter de schermen: een kaartje zou honderden euro’s kosten als er niet extra geld bij zou komen. Gelukkig zijn die investeringen er, onder andere in de vorm van subsidies; veel meer mensen kunnen zo door opera worden geraakt − de jongsten voor een jongerentarief.
Nederland telt drie grote gesubsidieerde operahuizen, hoewel ‘groot’ relatief is. De drie beschikbare subsidiepotjes in de basisinfrastructuur (‘bis’, de jaarlijkse rijkssubsidie), zijn ruwweg gedefinieerd als: een potje voor grootschalige opera met internationale allure, een voor een operagezelschap met landelijk bereik, en een specifiek voor de regio zuid-Nederland. Dat is met de in het leven roepen van de bis ooit zo gegroeid om drie bestaande operagezelschappen te kunnen subsidiëren: De Nationale Opera krijgt het eerste potje, de Nederlandse Reisopera de tweede, en Opera Zuid de derde.
Maar wat ooit een oplossing was om de drie gezelschappen in leven te houde.
Copyright @ 2024 IBRA Digital