In ‘Schopenhauer’ is de filosoof monter, kleinzerig, megalomaan en (natuurlijk) een pessimist

In het vijfde deel van Stefaan van Brabandts theaterreeks rond grote filosofen staat Schopenhauer centraal. Zijn pessimisme schiep ook ruimte voor luchtigheid.

1 month Ago


„Weet je wat het allerbeste is? Niet geboren worden.” Daar is het voor de mensen in het publiek natuurlijk te laat voor – die optie is ze al lang en breed ontnomen. Dan maar door naar de volgende vraag.

Weet het publiek wat het op één na beste is? Precies: zo snel mogelijk doodgaan. En dood, dat gaan we gelukkig allemaal. Arthur Schopenhauer – lange baard, witte blouse, zwart giletje, nette broek – kijkt met zijn handen op zijn rug de zaal in.

Zijn glimlach oogt opgewekt. Tevreden. Hij wilde de voorstelling „optimistisch beginnen”.

Schopenhauer is het vijfde deel van een door Stefaan van Brabandt geschreven en geregisseerde theaterreeks rond grote filosofen. Eerder deed hij in samenwerking met theatergezelschap Het Zuidelijk Toneel al personen als Simone de Beauvoir en Spinoza herleven op het podium. Nu is het dus de beurt aan de man die onder andere bekend werd door zijn frase ‘Het ergste moet nog komen’.

In de monoloog die Van Brabandt schreef voor Schopenhauer (gespeeld door Damiaan De Schrijver), toont de filosoof zich uitermate ingenomen met het feit dat hij meer dan anderhalve eeuw na zijn dood een zaal geïnteresseerden mag toespreken. Het zou tijd worden, vindt Schopenhauer zelf: het grootste deel van zijn leven (1788-1860) wilden maar weinigen naar hem luisteren. En dat terwijl hij, zo roept hij herhaaldelijk, „het wereldraadsel” definitief had opgelost.

Maar luisteren? Ho maar. Om zijn werk gepubliceerd te krijgen moest hij zélf uitgever.

Copyright @ 2024 IBRA Digital