The New York Times omschreef hem als „misschien wel de beste levende figuratieve schilder”. Michaël Borremans’ surreële olieverfdoeken gaan voor tonnen van de hand, maar in zijn vier ateliers in Gent en Ronse veegt de kunstenaar nog steeds zelf het vuil bij elkaar. „Bij welke academie kun je tegenwoordig nog echt leren schilderen?”
2 weeks Ago
Toen Michaël Borremans (1963) begon met schilderen, bijna dertig jaar geleden, schilderde hij een man die een penseel diep in zijn hart steekt. Hij pleegde de perfecte artistieke harakiri. Dat schilderij heeft hij nog steeds.
Hij houdt het dichtbij zich, vertelt hij in zijn absoluut niet naar verf ruikende atelier in Gent. Borremans laat dat eerste doekje niet zien op tentoonstellingen of beurzen, ook niet op de bloemlezing van twintig jaar schilderen dat dit weekend opende in museum Voorlinden in Wassenaar. „Het is geen goed schilderij, helemaal niet”, zegt hij.
Maar met dit doek verbeeldde hij wel zijn credo als schilder. Een onwankelbaar geloof in de schilderkunst. Een schilderkunst die intens zal zijn, of ze zal niet zijn.
„Een naïeve metafoor”, zegt hij nu, 61 jaar oud. „Maar een manifest? Ja, dat zeker.” We spreken af in één van zijn vier ateliers.
Twee daarvan bevinden zich in Gent. Het zijn oude fabrieken die zijn omgebouwd tot kraakheldere werkruimtes. In eentje begint ons gesprek.
Bijna alle schilderijen zijn op transport, dus de schilderzaal is zo goed als leeg. Dit jaar, zegt hij, heeft hij „spijtig genoeg” nog niet kunnen schilderen omdat hij veel tentoonstellingen over de hele wereld heeft en veel moet reizen. En veel interviews, waaronder deze.
In de oude, door het Belgische architectenbureau Coussée, Goris, Huyghe verbouwde limonadefabriek is ook een bibliotheek en een met akoestische gordijnen afgebakende muziekruimte. Alles duurzaam.
Copyright @ 2024 IBRA Digital