Een Indonesische en een Filippijnse scheepskok vinden het discriminerend dat zij minder betaald krijgen dan hun Europese collega’s. Het College voor de Rechten van de Mens buigt zich over de zaak.
1 month Ago
Toen de Indonesische scheepskok Adrian Lawendatu van zijn collega’s hoorde wat zij verdienden, voelde hij zich gediscrimineerd. „Ik kreeg 64 dollar per dag”, zegt hij, iets minder dan 58 euro. „Mijn Roemeense collega kreeg 100 dollar per dag, terwijl we hetzelfde werk doen.
” „Op Nederlandse schepen proberen ze dat te verbergen”, zegt de Filippijnse scheepskok Rolan Garrido. „Terwijl er op Noorse schepen gewoon een salaristabel aan de muur hangt, zodat iedereen het kan zien.” Een lager salaris, puur omdat je ergens anders woont, terwijl je het werk op hetzelfde schip uitvoert.
Mag dat? Wel als je de cao voor de handelsvaart moet geloven. Meteen aan het begin van dat document staat dat de afspraken over loon en andere arbeidsvoorwaarden niet van toepassing zijn op werknemers die in Indonesië of de Filippijnen wonen – wereldwijd de hofleveranciers van matrozen. Ook Oekraïense zeelui vallen onder de uitzondering.
Woensdag behandelt het College voor de Rechten van de Mens de zaken die Garrido en Lawendatu hebben aangespannen tegen de Nederlandse rederijen waarvoor ze werkzaam waren. De cao mag dan algemeen bindend zijn verklaard door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de twee zeelieden vinden de uitzonderingsregel discriminerend en willen dat de cao voor alle werknemers geldt. Lawendatu en Garrido voelden zich op meer manieren slechter behandeld dan de rest van de bemanning.
Zo zegt Garrido dat hij toen hij ziek was, niet naar de wal werd geb.
Copyright @ 2024 IBRA Digital