Draden, lijnen en leidingen: vogels houden niet van hoogspanning

Karel Knip stuit in de alledaagse werkelijkheid op raadsels en onbegrijpelijke verschijnselen. Deze week: de complexe relatie van vogels met draden en spanningvoerende lijnen.

1 week Ago


‘De onvermijdelijke draadzanger: dat is de geelgors; de beste draadzanger: dat is de boompieper; en het mooiste draadvogeltje: dat is de roodborsttapuit.” Neerlands meest vermaarde natuurbeschermer Jac. P.

Thijsse blies stevig op de loftrompet toen hij in 1897 de aantrekkelijke kanten van de moderne telegraafdraden besprak. Zóveel vogels die zich gaarne op die draden ophielden! Met zijn binocle zag hij soms wel een dozijn geelgorzen op een rij. Het staat in de tweede jaargang van het tijdschrift De Levende Natuur en het moet veel lezers het behaaglijke gevoel hebben gegeven dat lang niet alle vooruitgang zich tegen de natuur keerde.

Aan het genoegen werd in 1914 weer een eind gemaakt door natuurbeschermer Jan Drijver die in hetzelfde DLN een lelijke keerzijde van de medaille beschreef. Ja, boerenzwaluwen en spreeuwen en ook torenvalkjes zaten graag op de telegraaflijnen, maar voor veel andere vogels waren die een dodelijk gevaar. Als ze er in de zwarte nacht tegenaan vlogen braken ze hun vleugels en volgde een wisse dood.

Vooral trekvogels, die het terrein niet kenden, liepen een groot risico. In één jaar had Drijver langs een telegraaftraject van nog geen zes kilometer meer dan twintig dode vogels geteld. Hij plaatste zijn waarneming in perspectief: Nederland had in 1911 een telefoonnet van 3.

071 km en een rijkstelegraafnet van wel 7.600 km. Sommige telegraafleidingen bestonden uit wel honderd draden.

Daar kwamen dan de telegraafdraden van de spoorwegen nog bij. Er.

Copyright @ 2024 IBRA Digital