De laatste werkdag van SGP’er Menno de Bruyne, het is hem ‘droef te moede’, schrijft columnist Petra de Koning. Hij stond bekend om zijn rondleidingen en probeerde met iedereen goed om te gaan, zegt hij. „Hoe anders je ook denkt, je moet elkaar blijven zien als mens.”
1 month Ago
Het is de laatste dag van Menno de Bruyne als fractiemedewerker van de SGP in de Tweede Kamer, vorige week donderdag. En net als elke ochtend bukt hij diep om samen met zijn fiets onder het toegangspoortje de fietsenkelder in te gaan. Dat is niet de bedoeling, je moet je fiets eronderdoor duwen en zelf de draaideur nemen.
„Maar dit is sneller.” Net als elke ochtend haalt hij daarna een kan koffie in de keuken van de Kamerbodes. In de lift zegt iemand: „Jij was toch weg?” In de grote debatzaal, dinsdagmiddag, hadden de Tweede Kamerleden al afscheid van hem genomen, hard roffelend op hun bankjes.
Kamervoorzitter Martin Bosma noemde hem „de encyclopedie van de Kamer”, in Den Haag weet niemand zoveel van de Nederlandse politieke geschiedenis als hij. Zijn rondleidingen, zei Bosma, waren „legendarisch”. Bij de koffie in zijn werkkamer zegt Menno de Bruyne dat het hem „droef te moede” is.
Hij werkte veertig jaar en vier maanden in de Tweede Kamer, als naaste medewerker van vier SGP-leiders: Henk van Rossum, Bas van der Vlies, Kees van der Staaij, Chris Stoffer. Niet één andere SGP’er hield het zo lang vol in Den Haag als hij. Alleen „dominee Zandt”, zegt hij, komt in de buurt: Pieter Zandt, een strenge Groninger die altijd een zwart pak droeg en niets moest hebben van het katholicisme, was Kamerlid van 1925 tot 1961.
Menno de Bruyne draagt geruite tweedjasjes, een geruite pet en bruine of oranje ribbroeken. Hij probeert, zegt hij, goed om te gaan met i.
Copyright @ 2024 IBRA Digital