Uit het onderzoek blijkt dat ongeveer 1,2 miljoen mensen moeten rondkomen van een inkomen rond de armoedegrens. En daarom komen zij mogelijk in aanmerking voor steun bij extra uitgaven voor hun kinderen, bijvoorbeeld voor sport en culturele activiteiten. Bijna de helft van hen maakt daar echter geen gebruik van.

Maar wanneer mensen eenmaal van een fonds gebruikmaken, lijkt de drempel lager om bij andere fondsen aan te kloppen, stellen de onderzoekers. Zo heeft 15 procent van de gezinnen aanvraag gedaan bij een tweede fonds en 19 procent bij drie of meer fondsen. Volgens de onderzoekers zijn vooral mensen met werk en een laag inkomen huiverig om steun te vragen.

Daarbij spelen onzekerheid over de aanvraagcriteria en schaamte om hulp te vragen een grote rol. Ook zijn ingewikkelde procedures een reden om de aanvraag te vermijden en wordt vaak gedacht dat het geld mogelijk terugbetaald moet worden. Mensen met een uitkering of in de bijstand vragen wel vaker steun.

Onder meer Stichting Leergeld, het Jeugdfonds Sport & Cultuur en de Stichting Jarige Job zijn fondsen waar ouders een beroep op kunnen doen..