Het uitroepen van een asielcrisis, zoals het kabinet van plan is, is „niet aanvaardbaar vanuit democratisch en rechtsstatelijk oogpunt”, zolang die niet overtuigend onderbouwd kan worden. Dit standpunt is geen aanval van de kritische links-progressieve oppositie, maar van Rijksambtenaren. Zij hebben de afgelopen maand herhaaldelijk en in stevige bewoordingen tegen het uitroepen van een asielcrisis geadviseerd, zo bleek donderdag tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen uit stukken die het kabinet vrijgaf aan de Tweede Kamer.
Toch kondigde minister van Asiel en Migratie Marjolein Faber (PVV) vorige week vrijdag aan dat het kabinet een asielcrisis wil uitroepen. Daardoor kan zij zonder goedkeuring van de Kamer asielmaatregelen nemen die juridisch niet mogelijk zijn, tenzij er sprake is van een noodsituatie. Pas achteraf kan de Kamer stemmen over het controversiële plan, en in de tussentijd mag Faber zonder inspraak van de volksvertegenwoordiging vergaande maatregelen nemen .
De oppositie was kwaad omdat zij buitenspel worden gezet, en ook experts hebben in onder meer NRC sceptisch gereageerd op het plan van Faber. Maar de minister verkondigde standvastig dat haar plan „juridisch getoetst” is. Zij verzweeg dat ambtenaren aan de noodrem hadden proberen te trekken.
Om crisiswetgeving te legitimeren moet sprake zijn van een noodsituatie zoals „een oorlog of een vergelijkbare acute noodsituatie”. In de ambtelijke adviezen valt te lezen dat de onderbouwing voor „het bestaan van een dergelijke noodsituatie” die „toepassing van het staatsnoodrecht legitimeert” momenteel ontbreekt. De problemen in de asielketen spelen al jaren.
En, zo valt te lezen in de stukken, „ontwikkelingen die al jaren aan de gang zijn, [...
] zijn over het algemeen geen argumenten voor de inzet van noodbevoegdheden.” In 2022 had toenmalig staatssecretaris Eric van der Burg (Asiel, VVD) op verzoek van de Kamer ook al onderzocht of er grond was om een crisis uit te roepen. Die was er niet, terwijl de druk op de asielopvang toen groter was dan nu.
Het bovenstaande is procedurele kritiek, maar ambtenaren zijn verder gegaan dan dat. Drie dagen na bovenstaande analyse, die donderdag werd vrijgegeven, op 23 augustus, schreven ambtenaren van het ministerie van Binnenlandse Zaken aan hun minister Judith Uitermark (NSC) dat zij „verantwoordelijkheid [is] voor het hoeden van de Grondwet en het rechtsstatelijk handelen van het bestuur”. Volgens de ambtenaren is het „uitroepen van een asielcrisis onder de huidige omstandigheden” in strijd met die verantwoordelijkheid.
Op 5 september, een week voordat Faber het uitroepen van de asielcrisis aankondigde, waarschuwden ambtenaren nog eens voor de langdurige gevolgen daarvan zonder solide onderbouwing. Dat zou namelijk bijdragen aan „de politisering van het staatsnoodrecht, wat vanuit een rechtsstatelijk oogpunt onwenselijk is”. Daarom is noodwetgeving zonder „dragende motivering” volgens hen „juridisch en politiek niet te verdedigen”.
De ambtenaren hebben de „stellige overtuiging” dat de asielcrisis „met succes zal worden aangevochten bij de rechter”. Ook denken zij dat de Raad van State, die een advies over de asielcrisis moet formuleren, zal oordelen dat er „geen sprake is van een situatie die de inzet van staatsnoodrecht rechtvaardigt”. Voor NSC is die voorspelling relevant, aangezien tijdelijk NSC-fractievoorzitter Nicolien van Vroonhoven maandag nog bekend maakte dat haar partij de plannen van Faber niet zal steunen als de Raad van State negatief adviseert.
PVV-leider Geert Wilders schreef op X aan Van Vroonhoven: „Ik zou er nog maar eens goed over nadenken” [om tegen de asielcrisis te stemmen, red.]. Het kabinet heeft NSC waarschijnlijk nodig om in de Kamer een meerderheid te hebben voor het uitroepen van een asielcrisis.
De ambtenaren missen een tijdspad, zo blijkt uit de donderdag vrijgegeven stukken: het kabinet en de coalitie krijgen niet goed uitgelegd aan de Kamer en de media wanneer de noodsituatie ten einde zou moeten zijn. Premier Schoof zei vorige week vrijdag dat dat is wanneer „de instroom is gedaald en Nederlanders voelen dat ze het weer kunnen dragen”. Hij erkende dat zo’n gevoel „moeilijk te meten” is.
Volgens de ambtenaren is „het uitgangspunt bij de inzet van noodbevoegdheden” dat die „zo kort mogelijk moeten duren”, maar in de tekst van het regeerprogramma wordt „niks gezegd over de tijdelijkheid en duur”. Van Vroonhoven wist ook geen goede maatstaf tijdens de eerste dag van de Algemene Politieke Beschouwingen (APB). Het plan zou „uit het regeerprogramma moeten worden gehaald”, schreven ambtenaren al op 2 september, elf dagen voor de presentatie van het programma.
Twee dagen daarna heeft premier Schoof uitdrukkelijk gevraagd tijdens de ministerraad om het uitroepen van een asielcrisis in het regeerprogramma op te nemen, zo blijkt uit de stukken. Volgens de ambtenaren was er een alternatief, meldden zij toen. Het kabinet kon kiezen voor een spoedwet „met parlementaire betrokkenheid”.
Ook oppositiepartijen hebben op de eerste dag van de APB dat plan voorgelegd aan de coalitie. Maar voor zo’n plan is in de Eerste Kamer niet automatisch een meerderheid: de coalitie heeft daar maar 30 van de benodigde 38 zetels. Door een asielcrisis uit te roepen is minister Faber ervan verzekerd dat zij een tijdje haar vergaande asielmaatregelen kan treffen.
Uit de stukken blijkt ook dat ambtenaren van het ministerie van Justitie en Veiligheid aan staatssecretaris voor Rechtsbescherming Teun Struycken (voorgedragen door NSC) hebben gemeld dat „veel van de maatregelen de rechtsbescherming van vreemdelingen” verslechteren en gevolgen hebben voor „de capaciteit van de rechtspraak”..
Bovenkant
Ambtenaren noemden asielcrisis ‘juridisch en politiek onverdedigbaar’, maar kabinet drukte door
Ambtenaren waarschuwden het kabinet wekenlang dat het uitroepen van een asielcrisis onterecht en schadelijk voor de rechtsstaat is.