Als het over oorlog ging was Clausewitz de beste

Karel Knip stuit in de alledaagse werkelijkheid op raadsels en onbegrijpelijke verschijnselen.Deze week: oorlog voeren is een vorm van politiek bedrijven, meende Carl von Clausewitz.

featured-image

De Bijbel in duizend woorden samenvatten is godsonmogelijk en met Vom Kriege van Carl von Clausewitz gaat het ook niet. Terwijl je toch zo graag zou laten zien hoezeer het werk het lezen waard is. En uitleggen dat de uitspraak ‘Oorlog is slechts de voortzetting van politiek met andere middelen’ geen cynische wisecrack is maar tot de voornaamste inzichten van Clausewitz behoort: oorlog voeren is een vorm van politiek handelen en niet militairen maar politici behoren de doelen te bepalen.

Clausewitz was de Pruisische officier die wilde weten waaraan Napoleon zijn militaire successen dankte. Napoleon had Pruisen in 1806 vernederend verslagen en dat zat hem dwars. Hij analyseerde de napoleontische veldslagen en breidde dat later uit tot alle oorlogen die tussen 1740 en 1815 waren uitgevochten.



Clausewitz had zélf tegen de Fransen gestreden, in 1812 zelfs in Russische dienst, en wist waarover hij sprak. Uiteindelijk gingen zijn conclusies ver voorbij ‘Napoleon’ en raakten ze de oorlog als zodanig. Clausewitz ontdekte wetmatigheden en vaste problemen en stelde beginselen op.

Hij was bij lange na niet de enige die dat deed – tijdgenoot Antoine-Henri Jomini had lang evenveel gezag – maar hij was de beste. Een deel van zijn conclusies is van blijvende waarde gebleken, het andere deel geeft een heldere kijk op de inrichting van napoleontische veldslagen. In Vom Kriege zijn alle verworven inzichten samengebracht.

Het is véél, dat kan niemand ontgaan, en ook hier en daar wat taai als Hegel en Kant een woordje meespreken, maar dat staat Clausewitz niet vaak toe. En net als Proust schrijft hij leesbaarder dan je verwachtte. Een probleem is de redundantie in het werk: veel is dubbelop.

Dat komt omdat Clausewitz het nooit heeft kunnen voltooien. Werkendeweg deed Clausewitz steeds nieuwe inzichten en ideeën op en hij was aan een grondige herziening van zijn werk begonnen toen hij in 1831 plotseling aan cholera overleed. Zijn vrouw maakte de tekst persklaar maar wist natuurlijk niet wat Clausewitz voor ogen had gestaan.

Zo ontstonden de inconsistenties en interne tegenspraak die de historici nu nog bezighouden. Op zijn opvatting dat oorlog voeren een vorm van politiek handelen is en dat politici daarin het laatste woord behoren te hebben is Clausewitz nooit teruggekomen. Wel zag hij hoe eerzuchtige en arrogante legerleiders probeerden de politiek te negeren.

In de moderne tijd zet een (niet uit te sluiten) autonome escalatie van geweld tot een kernoorlog de politiek sowieso buiten spel. En voor veel van de huidige ‘ non-state actors ’, die er in Clausewitz’ tijd niet waren, lijkt oorlog soms eerder doel dan middel. Griezelig was Clausewitz waar hij pleitte voor de ‘absolute oorlog’.

Dood en verderf, bloed en gruwel zijn de essentie van de oorlog, vond hij, en vertoon van terughoudendheid en mededogen, wat je wel aantrof in ‘beschaafde’ landen, leidde tot absurditeiten. Uiteindelijk wilde je toch het vijandelijk leger vernietigen om de vijand je wil op te leggen, ja: seine Staatenexistenz aufzuheben . De inzet van ongelimiteerd geweld had Napoleon veel voordeel gebracht.

Maar gaandeweg begreep Clausewitz dat een oorlog een ‘beperkte oorlog’ kon blijven als de politiek slechts beperkte doelen stelde. Je bezette een stuk land als onderpand en daar bleef het bij. Legerleiders moesten wel tijdig te horen krijgen of ze in een grote of kleine oorlog vochten.

Dat Clausewitz het scherpe onderscheid tussen die twee later heeft losgelaten vind je niet makkelijk terug in Vom Kriege . Mét Napoleon behoorde Clausewitz tot de eersten die inzagen hoezeer het moreel van de troepen bepalend kon zijn voor hun succes. Anders dan de Pruisische troepen wisten de ‘volkslegers’ die Napoleon in 1806 inzette zich door heel Frankrijk gesteund.

Clausewitz beschreef het als de drie-eenheid regering-leger-volk. Het moreel viel op allerlei manieren te versterken, zag hij, en weinig werkte beter dan een overwinning. Van troepen die in het offensief gingen nam de krijgslust ook vaak vanzelf toe, de Franse maarschalk Foch was van dat idee bezeten.

Clausewitz vond de waarde van het offensief overschat. Tot gruwel van veel militairen beschreef hij de verdediging als de sterkere vorm van oorlog voeren: de aanval kalm en georganiseerd afwachten op zelf gekozen terrein, misschien wel in eigen land. Als dat niet te lang duurde hoefde het moreel er niet onder te lijden.

Zum Kriege bevat tientallen misschien wel honderden van dit soort overpeinzingen en constateringen. ‘Elke aanval verliest gaandeweg aan kracht’ is een fijne die ook in het dagelijks leven troost kan bieden. ‘Altijd de troepen bijeenhouden en inzetten op het zwaartepunt van de tegenstander.

’ De vele hoofdstukken die praktische aanwijzingen geven voor veldtochten en veldslagen in Napoleontische zin zijn een genoegen apart, al was het maar omdat je de kans krijgt mee te rekenen. Je leest dat de gemiddelde dagmars 25 km was en dat het marstempo op zo’n 2,5 à 3 km per uur lag. Een infanteriedivisie van 8.

000 man, inclusief artillerie, passeerde een vast punt in ongeveer een uur. Moesten er snel 40.000 man naar het slagveld komen dan moesten die per se over een breed front optrekken, anders arriveerde de achterhoede pas als de slag al voorbij was.

Uitgebreid behandelt Clausewitz de voor- en nadelen die verschillende terreintypen (bossen, moerassen, vlak terrein versus geaccidenteerd terrein) bieden aan de aanvallers of verdedigers in een veldslag. Het voordeel van een hoge positie, legt hij uit, is dat het naar beneden schieten merkbaar accurater is dan het naar boven schieten. Dat zijn vrouw dat er niet uitgehaald heeft is misschien te begrijpen, maar waarom de latere tekstbezorgers dat niet deden is onduidelijk.

.