
Tien jaar na zijn zelfgekozen dood is Steve Stevaert het onderwerp van een vierdelige Canvas-documentaire én van een podcast . Programmamaker Luc Haekens gaat op de zoek naar de politicus die ooit ‘God’ werd genoemd, maar sterfelijker bleek dan hij zelf had willen zijn. Kleine waarschuwing: dit wordt een ik-verhaal.
Ik ben deels, zoals dat heet, betrokken partij. Tien jaar na het overlijden van Steve Stevaert brengt de VRT de documentaire Steve Stevaert. De schaduw van de macht en de podcast Macht verandert alles over hem uit.
In de derde en vierde episode van de documentaire voert programmamaker Luc Haekens mij op als getuige. Ik heb Steve Stevaert dan ook behoorlijk goed gekend. De man was van 1994 tot 2007 op het toppunt van zijn politieke macht en invloed: als burgemeester van Hasselt, Vlaams minister en vicepremier, socialistisch partijvoorzitter en ten slotte gouverneur van Limburg.
In diezelfde jaren was ik achtereenvolgens Wetstraat-journalist bij De Morgen en Knack, en adjunct-hoofdredacteur en commentaarschrijver bij De Morgen. Een open lijn hebben met Steve Stevaert was in die jaren haast een professionele vereiste. Ook al omdat Stevaert een kampioen was van off the record-informatie die we zonder hem veel moeilijker of helemaal niet te weten zouden zijn gekomen.
We belden meermaals per week en zagen elkaar met enige regelmaat. Al hoorde ik – bewust – niet bij het groepje halfvaste ‘fans’, collega’s van alle mogelijke media die op weekavonden al dan niet toevallig samentroepten in Brusselse cafés als Le Coq. Stevaert wilde daar wel eens binnenwaaien op een laat uur.
Dan was het altijd lachen en aan zijn lippen hangen, want hij had wel wat te vertellen en strooide graag een paar inside-anekdotes in het rond, prikjes naar andere politici, vaak ook uit de eigen partij. Omgekeerd wist Stevaert zich daar verzekerd van een dankbaar publiek. Het was alsof hij daar nog behoefte aan had na alweer een veel te lange dag.
‘Ik zou het niet kunnen’, zei Johan Vande Lanotte, zijn opvolger als voorzitter van wat toen de SP.A heette: ‘Twéé keer warm eten op een dag. En dan dat drinken erbij.
Dan is het niet onlogisch dat je veel te snel opgebrand raakt.’Een stille smalleDat Stevaert een politicus was met wie het haast automatisch klikte had nog twee andere redenen, beide van persoonlijke aard. Hij was afkomstig uit Bilzen, een provinciestadje in Limburg, net als ik.
Hij was elf jaar ouder, dus contact hebben we in onze jonge jaren nooit echt gehad, ook al omdat hij zo snel als hij kon naar Hasselt verkaste. Vanuit het jarenzeventigperspectief van jongeren uit Bilzen (en zeker uit het dorp Rijkhoven, zoals hij) was Hasselt een grootstad. Maar de jonge Stevaert fascineerde mij, zeker nadat ik had vernomen dat hij in zijn puberjaren roadie was geweest van de plaatselijke rockgroep Womega.
Aan de keyboards van die band zat een zekere Paul Vrijens. Bij hem thuis, een grote woning op de hoek van het Romboutstraatje en de Demerlaan, werd duchtig gerepeteerd. Dat gebeurde in de kelder of bij mooi weer in de tuin: het mocht in die jaren luid klinken.
Ik was als kleuter hun buurjongetje. In het pand ernaast huurden mijn ouders een appartement, één hoog. Van achter de reling van het smalle balkon staarde ik gefascineerd naar die kerels met hun indrukwekkende lange haar – ‘hippies’ noemde opa ze.
Er zat ook een jongere gast bij, halflang haar tot op de schouders. Een smalle stille, zo leek het, hij speelde geen instrument. We hebben het er later samen over gehad: ja, dat moet Stevaert zijn geweest.
Politieke ‘vrienden’In Bilzen was Stevaert nog niet echt iemand. Zijn identiteit en renommee kreeg hij pas later, in Hasselt. Hij werd kok, cafébaas, eigenaar van vastgoed, en desondanks socialist.
Hij veranderde zelfs zijn naam. Robert werd Steve. Het maakte hem ergens ongrijpbaar, toen al.
Nostalgie naar herinneringen uit mijn kindertijd gingen hand in hand met – ik beken – bewondering voor de politicus. Dat wil wel eens gebeuren met journalisten. Als journalist weet je dat objectiviteit en zelfs neutraliteit belangrijk zijn, maar je blijft ook mens.
Dus zijn er politici die je beter liggen dan andere. Frans Verleyen, ooit hoofdredacteur en directeur van Knack, ging in de jaren zeventig door de knieën voor Wilfried Martens. Nadat Martens hem had ontgoocheld, werd hij als een Paulus van zijn paard gebliksemd door de drive en de opvattingen van Guy Verhofstadt.
Hugo De Ridder, wellicht de beste Wetstraat-journalist die De Standaard ooit had (en dat in een krant die altijd kon bogen op een uitstekende politieke redactie), bleef loyaal aan Leo Tindemans. Yves Desmet, van De Morgen en Humo, had een uitermate goede relatie met Karel De Gucht en Jos Geysels, al verhinderde dat hem niet om mettertijd ook Jean-Luc Dehaene ten zeerste te waarderen. Het aantal ‘vrienden’ van Bart De Wever is op dit moment te groot voor één café.
Enzovoort.Ik was zeker niet de enige die destijds onder de indruk was van het politieke talent van Stevaert. Al ben ik vandaag, tien jaar na zijn dood, wellicht een van de weinigen die dat nog op schrift durft te stellen.
Geen ‘belasting op miserie’Niet dat ik Stevaert dan weer zo goed kende dat ik blindelings kon voorspellen wat hij zou doen. Ik ben welgeteld twee keer bij hem thuis geweest. Privé en politiek hield hij strikt gescheiden, en ik hoorde nog altijd (en tot mijn eigen comfort) bij de politieke kant, niet bij de persoonlijke intimi.
Wie kon hem eigenlijk echt kennen, helemaal doorgronden? In Knack heb ik hem bij zijn dood een ‘dr. Jekyll & mister Hyde’ genoemd. Zijn bestaan in Brussel was wezenlijk anders dan zijn leven in Hasselt.
Maar wat ik al die jaren van hem zag en hoorde, was vrij fascinerend. Hij deed op een frisse manier aan politiek. Hij hield van mensen (ook van zichzelf, maar wie niet?) en politiek draaide voor hem rond de vraag: ‘Hoe kan ik mensen gelukkiger maken?’ Zijn bestaan in Brussel was wezenlijk anders dan zijn leven in Hasselt.
‘Mensen’, dat was die politieke categorie die hij in het jargon inbracht, na ‘Belgen’, ‘kiezers’, ‘burgers’ en ‘Vlamingen’. Het zegt veel over hoe een politicus naar de samenleving kijkt. ‘Mensen’ overstijgt bijvoorbeeld het socialistische begrip ‘klasse’.
Stevaert was namelijk een socialist die ook opkwam voor de zelfstandigen. Hij was ook een fel tegenstander van klassieke radicaal-rode strijdpunten zoals de afschaffing van de erfenis, of minstens het draconisch belasten ervan. ‘Dat is een belasting op miserie,’ vond Stevaert, ‘mensen pijn doen in dagen van hun diepste verdriet.
’ Men kan dat afdoen als een wel erg rechtse of gemakkelijk vorm van sociaaldemocratie. Maar hij kwam ook op voor gratis openbaar vervoer.Het gratis-verhaalGratis: het woord was plots overal.
Al te vaak hebben veel te veel van zijn socialistische partijgenoten hun baas naar de mond gepraat. Zowat elke SP.A’er pakte uit met gratis-fantasietjes, vaak onnuttige cadeautjes op kosten van de belastingbetaler.
Stevaert legitimeerde zijn gratis-verhaal graag door te verwijzen naar de Franse linkse auteur en intellectueel Jacques Attali, een voormalig raadgever van de legendarische socialistische president François Mitterrand. Het basisidee was: als een overheid bepaalde goederen of diensten gratis maakt, doet ze eigenlijk niet anders dan die onttrekken aan de markt. Vandaar bijvoorbeeld gratis onderwijs, daar stelt niemand zich toch vragen bij? (Tussen haakjes: heeft Stevaert de werken van Attali werkelijk gelezen? Ga weg, zijn Frans was beperkt.
Maar partijgenoot Renaat Landuyt was/is wel een veellezer, en hij wist ongetwijfeld dat hij Stevaert met die literaire tip een plezier deed.) De discussie errond voedde Stevaerts aversie tegen intellectuelen die niet begrepen dat ‘gratis’ eigenlijk een herverdelingsproject was. En dus breidde hij het concept uit naar andere domeinen.
Hij vond dat honderd procent aanvaardbaar, verstandig socialistisch beleid. Ik vond en vind dat ook, toch zolang het beperkt blijft tot essentiële diensten. Gratis tandzorg voor kinderen: zéker wel.
Ik heb zelf lang moeten leven met een dode, steeds grauwere voortand, en heb moeten ondervinden wat dat doet met zelfvertrouwen en zelfrespect, met de manier waarop anderen naar je kijken. Maar ik was er zo gewend aan geworden dat ik niet meer echt overwoog er iets aan doen. Tot mijn grote geluk dacht mijn vrouw er uiteindelijk anders over.
Was Stevaert maar eerder en langer minister geweest, heb ik meer dan eens gedacht.MateloosAlleen was Stevaert bepaald mateloos in zijn doen en laten, en zeker in zijn politieke voorstellen. Zijn aandacht voor verkeersveiligheid was revolutionair.
Er is in ons bewustzijn daarrond een voor en een na Stevaert. Uit zijn koker kwamen helaas ook andere gewaagde voorstellen waarmee hij de kiezer aan zich hoopte te binden, maar waarmee hij toch flink fout zat. Bijvoorbeeld zijn pogingen om de overheid maatregelen te laten nemen om het kopen van een woning goedkoper te maken.
Hij mikte op een voordeel van 5000 euro, zo hield hij zijn publiek voor. In een marktsituatie betekent dat natuurlijk dat kopers 5000 euro méér kunnen bieden, en dat leidt dan automatisch tot een snellere stijging van de prijzen. Als voorzitter van een rode partij was Stevaert ook oprecht groen.
Misschien was hij meer natuurliefhebber dan een echte ecologist, maar hoe dan ook was hij in de Wetstraat een pionier inzake windenergie. Hij was binnen een regering die de kernuitstap goedkeurde natuurlijk tegen kernenergie, zij het met voorbehoud: Stevaert was anti-kernenergie zolang die vervuilend en gevaarlijk bleef, maar als die euvels eenmaal verholpen zouden kunnen worden, was hij een vooruitgangsoptimist.Gebrek aan empathieWie was Steve Stevaert echt? Ik zou het nog altijd niet weten.
Zeker geen ‘schijnheilig paterke’, zoals hij genoemd werd na zijn pogingen om Agalev (zo heette Groen toen) op te nemen in een grote progressieve, rood-groene partij.Achteraf noemde Stevaert het zijn grootste politieke fout: zijn absolute gebrek aan empathie met al die groenen die een zware en ook emotioneel moeilijk te behappen verkiezingsnederlaag hadden geleden, en de uitgestoken hand van de triomferende Stevaert ervaarden als een armbeweging om hen definitief kopje-onder te duwen. Stevaert was al helemaal geen pater.
Hij hield van het veel te goede, al te gulzige leven. Dat is mogelijk zijn ondergang geworden. Maar welke politicus is wel uitermate empathisch? Zit het niet in de genen van de homo politicus (m/v/x) dat hij aan zichzelf denkt? Anders komt hij niet eens op een lijst, laat staan bovenaan.
Een politicus kan maar overleven door meer stemmen te behalen dan de anderen, in de eerste plaats de eigen partijgenoten. Dit is geen job voor vriendelijke lieden die het gewoon zijn om ‘na u’ te zeggen. Stevaert was ijdel en probeerde dat te maskeren door zich voor te doen als een gewone jongen, maar zo zette hij zijn eigenlijk uitzonderlijkheid natuurlijk dikker in de verf.
Hij kon niet goed om met kritiek (en soms ook niet met journalistieke bewondering voor andere politici), en dat liet hij dan weten ook. Geen probleem: zo bleef er altijd voldoende afstand, de basis voor een goede werkrelatie.Een pater was hij al helemaal niet.
Hij hield van het veel te goede, al te gulzige leven. Dat is mogelijk zijn ondergang geworden. Mogelijk, want niemand weet wat er echt in zijn hoofd speelde toen hij besliste om vanuit zijn woning in het centrum van Hasselt naar het Albertkanaal te fietsen, en zich daar in het water te gooien.
Dat deed hij nadat hij één dag eerder door de raadkamer was doorverwezen naar de correctionele rechtbank wegens verkrachting. De feiten dateerden van jaren voordien, maar dat maakte zijn zaak in zekere zin nog verdachter. Zeker omdat Humo kort voordien een tenenkrullende getuigenis had gepubliceerd van een prostituee.
In een deel van de publieke opinie was Stevaert bij voorbaat schuldig. Maar dat had een rechtbank moeten uitmaken. Moeten kunnen uitmaken.
‘Doe geen domme dingen’Op 2 april 2015 bereikte het nieuws van de ‘verkrachtingsklacht’ Vlaanderen nog via de ochtendjournaals (en de voorpagina van De Tijd). Ik was verbijsterd. Tegelijk was er niet veel verbeeldingskracht nodig om je te kunnen voorstellen dat zo’n klacht een mens, en zeker een politicus, kan aanzetten tot daden die hij beter niet zou doen.
(Bovendien had zijn broer Tony vier jaar eerder, in maart 2011, al zelfmoord gepleegd. Mogelijk speelde er dus een genetische component mee.) Ik heb die ochtend zeker een kwartier zitten twijfelen of ik mijn sms – ‘Wat er ook is gebeurd: hou je recht, Steve, doe geen domme dingen’ – zou versturen.
Ik heb het niet gedaan. In de afweging tussen journalistieke afstand en menselijke warmte koos ik voor het eerste. Dat was fout, vind ik nu.
En zeker niet dapper. Niet dat het veel verschil zou hebben gemaakt. Sommige collega’s hebben hem wel ge-sms’t.
Tevergeefs: die ochtend had Stevaert zijn mobiel al uitgezet.Misschien niet de beste, zelfs niet de meest authentieke, maar zeker de meest originele politicus die ik heb gekend, had toen al beslist om uit het leven te stappen. In mijn 33 jaar in dit vak is dat nog altijd het slechtste politieke nieuws dat ik heb moeten vernemen, het treurigste Wetstraatbericht dat ik heb moeten schrijven.
De journalist deed wat hij moest doen, het leven gaat door, de politiek stopt nooit. En het water van het Albertkanaal is nog altijd even vuil en grijs als toen. Luc Haekens, Steve Stevaert.
De schaduw van de macht, 4 delen, vanaf dinsdagavond 11 maart op Canvas en VRTMax.The post 10 jaar zonder Steve: ‘Hoe Stevaert zijn eigen reputatie vermoordde, en ik daar niets aan kon doen’ appeared first on Knack..